Debora

»Heil u overwinnaars der machtigen!«

»Heil u die de tyrannen versloegt!«

«Duizenden veldet ge met enkele honderden!«

»En vol roem keert ge tot ons weder!«

«Schoon is de dag die u tot ons voerde 1«

«Heerlijk is God, die de kracht u gaf!«

«Heilig is Zijn naam, nu en in eeuwigheid!«

«Looft den Heer luide, dankt allen Jehova!«

Zoo zong het volk, dat Samuel ontroerd aanhoorde.

Jehu trad op hen toe en breidde zijn armen uit voor Samuel en Absom. Beiden wierpen zich aan zijn borst en weenden.

«Heer der Heirscharen,« bad de oude Richter, «Gij die het volk Israël’s uit de macht van Pharao hebt be* vrijd, die Uw volk hebt geleid door de woestijn en het heeft gegeven het heerlijke land Kanaan tot een eeuwig erfdeel, vergun Uw nederigsten dienaar dat hij u danke.

Wij danken U dat Gij ons gegeven hebt de helden Samuel, Absom en Izak en dat Gij in hun handen de macht hebt gelegd om over Uw vijanden te zegevieren. Wij danken U voor dit bewijs van genade dat Gij ons gegeven hebt in deze overwinning over Archibaldus en het snoode volk van Moab. Geheiligd zij Uw naam!«

«Sjeman Jitsroël Adounoi Eloheinoe — Adounoi Egod!«

«Omein!«

«Omein ! Omein! Omein 1« herhaalden allen vol eerbied.

«Israel’s wagens en ruiterij I« wendde Jehu zich ontroerd tot Samuel, «Israël’s jeugd en kracht,« zei hij tot Absom en Izak.

Dikkere stofwolken vlogen op. Hooge geluiden drongen tot de ontroerde menigte door. Het groote leger voetlie* den naderde.

Niet vermoeid en terneergeslagen als na een langen, afmattenden tocht, doch vlug en opgewekt marcheerden ze. En ze zongen, zongen blijde en luide, de liederen die 162