Er klonken kreten van welkom, van herkenning. Ruiters sprongen van hun paarden, omarmden geliefden, drukten anderen weer de hand.
En allen lachten blijde en stemden van harte in met het gejuich en gezang der wachtenden, als kwamen zij van een vroolijk feest en niet van uit een afschuwelijk, nachtelijk gevecht.
Dan reden Josaphat’s beide wagens nader en nu weer* galmde de lucht van uitroepen, van verbazing en bes wondering. De wagens toch waren als overladen met sieraden en wapenen.
Vele dolken, van kunstig gesmeed Phoenicisch staal, breede gouden armbanden met edelgesteenten ingelegd, zware gouden halsketenen van groote massieve schakels vervaardigd, lagen daar doorhéén. En ook reukdoosjes gedreven uit edele metalen waarin de zeldzame kruiden nog geurden; ja, afgodsbeeldjes van goud en zilver en lange breede gordels gemaakt van zeldzame stof. Voorts tallooze eenvoudige, doch bruikbare wapenen en ook kleedingstukken, dikke, lederen beenbeschcrmers en kope? ren strijdhclmcn.
Men omringde de wagens, bestormde ze, om de lading, al die kostbaarheden te zien en te betasten. Een ieder nam iets in de handen, de mannen de kunstig gedreven zwaarden en sierlijke dolken, de vrouwen de kostbaar? heden, vooral de fraaie reukdoosjes.
En men toonde ze juichend aan elkaar, liet ze van hand tot hand gaan opdat een elk kon deelen in de vreugd na maanden van droefenis.
Doch, daar schalden trompetten en men keek op. En ja in de verte vlogen stofwolken op en kwamen nog meer ruiters aangesneld, vooraan Samuel, Absom, Simon ben Joram en enkele onder?aanvoerders.
Nu vergat men wapenen en kostbaarheden en allen snelden de aanvoerders tegemoet, de armen hemelwaarts gericht. Men verdrong zich om Samuel en Absom en hóóg?op galmden kreten en zangen uit honderden kelen :
(6) llcUor;.. 161