De paarden die niet getroffen waren, stortten zich als waanzinnig in het vlammen*bosch en stuitten op de heide van fakkels voorziene wagens. De dieren plonsden neer en doodden of kwetsten nun berijders onder zich.
»Voor God en Israël!« kreet Samuel. De mannen ver* baasd doch opgewonden en verheugd door het zoo on* verwacht succes, stormden de steigerende paarden tegemoet, brandden dezen met hun fakkels en doodden de ruiters met hun zwaarden, speren en knotsen.
Izak’s ruiters, die zich weldra bij hen voegden, voltooi* den de overwinning op de ruiterbende.
Geen der Moabieten, noch een paard hunner stond meer overeind, op het nachtelijk slagveld. Slechts ver weg vluchtten nog enkele tientallen om het verbijsterend nieuws te brengen aan Archibaldus, die aan het noofd der voet* lieden reed.
Samuel nam een snel besluit. Hier was het werk ver* richt, slechts moest den buit nog verzameld worden. Doch, lang mocht niet worden getalmd, wijl spoedig de duisternis zou wijken en dan het voordeel der fakkels zou vervallen.
Hij riep Simon ben Joram tot zich en beval hem met vijftig lieden te blijven op het terrein van het nachtelijk gevecht. Zij moesten alle wapenen en kostbaarheden verzamelen, die de gevallen Moabieten bij zich hadden en ze zoo goed mogelijk op de beide wagens laden. Voorts moest de omtrek worden afgezocht om te ontdek* ken of er nog levende of licht gekwetste paarden rond* zwierven. Als het ochtendrood door de wolken kwam gloren, zoo beval hij, moesten de mannen met wapens en Kostbaarheden en de gevonden paarden den terugtocht naar het kamp aanvaarden.
De overige voetbeden liet hij weer achter de ruiters opstijgen. Toen rende de ruitertroep voort naar het zuiden, Archibaldus’ voetvolk tegemoet.
Samuel’s boodschapper had Absom bereikt toen deze zijn tocht reeds gestaakt had. Dit, om ongezien te blijven