zonderheid der jonge aanvoerders te spreken, als ik er op wijs, dat, in stede van praten, de tijd nu tot handelen is gekomen.«
Een geroezemoes van vele stemmen door elkaar gaf een bevestigend antwoord. Efraim ben Josaphat sprong van zijn zetel en stootte Izak aan, dat hij zijn voorbeeld zou volgen.
Deze schudde afwijzend het hoofd.
»Natuurlijk te wapen !« riep Efraim. «Hebben wij niet reeds lang genoeg getalmd.«
Ruben ben JitsgoK, die aan zijn andere zijde zat, legde hem de hand op zijn schouder.
«Dat moogt ge roepen, als Eglon’s mannen tegenover u staan, jonge vriend,« zei hij ernstig. «Hebt dus nog even geduld.«
Jehu lachte een fijnen glimlach.
«Schenkt even uw aandacht, broeders in Israël,« zei hij dan. «Ik zei reeds, dat kort zullen zijn onze beraad# slagingen en dat wel, omdat ik weet dat de dag der daden gekomen is. Hierover zal Samuel ben Juda ons aanstonds zijn meening en plan voorleggen. Alvorens hij echter spreekt, nog dit.
Ons leger dat dagelijks, zij het niet in sterke mate, grooter en talrijkcr wordt, behoeft een opperbevelhebber, die de macht over alle mannen in zijn hand vereenigt. Dit is noodig, om in de komende dagen gevrijwaard te zijn voor zelfstandig en onberaden optreden van de bevel# hebbers die de mannen der verschillende stammen aan# voeren.
Welnu, broeders, voor het opperbevel in den strijd voel ik mij te oud en onbekwaam. Daarom is voor die moeilijken, gewichtigen post mijn oog gevallen op Samuel ben Juda van Sukkoth.
Kan mijn keus uw aller goedkeuring wegdragen ?«
De jongste aanvoerders sprongen op. Die benoeming kwam zoo onverwacht, dat zij hun feitelijk overviel. Absom kleturde hevig bij Jehu’s woorden. Al had hij