Ziet ge — begrijpt ge ? En nu — in dit plechtig uur dat de geest onzer voorvaderen, die ons tegen Amalek heeft ter overwinning gevoerd, over ons komt en ons moed en vertrouwen schenkt, zouden enkelingen uit persoonlijke overwegingen, twist en haat en tweedracht zaaien onder het joodsche volk, door zich te vergrijpen aan elkanders vrouw ?
Lea, zoo ik nooit mijn beminde Debora gekend had en mijn hart in liefde voor u ware ontgloeid op den eersten dag dat ik u zag — dan nog zou heden mijn antwoord zijn geweest: Nooit!«
Lea stond op en keek hem met van smart vertrokken gelaat aan.
»Nóóitl« zeg je.
»Nóóit!« herhaalde Samuel zacht doch beslist, »nóóit Lea.«
Daar ritselde het kreupelhout achter hen, een gestalte sprong met enkele passen voor hen.
»Izak 1« zei Samuel ernstig, «verlaagt een aanvoerder van Israël zich tot luisteren.«
Izak sloeg de oogen neer; zijn borst bewoog zich heftig en zijn lippen trilden.
»Maar ik heb u lief Lea!« kreet hij tot haar, »ik be= min u met een vuur dat mij schier verzengt. Ik, ik ken geen bezwaren en ik offer mijn liefde niet op aan het belang van Israël 1«
«Lea, ga naar huis, naar Jehu,« zei Samuel met aan* drang.
«Ge blijft!« riep Izak woest, «ge blijft of ik ga met u.«
Tot antwoord lachte Lea hem spottend toe.
«Lach niet, vrouwelijke duivel, want dat zijt ge, dat móét ge zijn. Ge blijft bij mij of ik ga met u. Wie zal mij dat beletten ? Gij niet en niemand anders; geen man ter wereld, ware hij zelfs een reus of een halfgod.
Zie mijn vuisten, zijn ze niet als rotssteen zoo hard en even onvermurwbaar voor het hoofd waarop ze vallen ?«
«Zwijg Izak I« zei Samuel streng.