Deze knikte.
»Zie,« vervolgde Samuel nu, «hierin herken ik de bes dachtzaamheid van den wijzen Jehu. Aan deze zijde van den Jordaan zal de groote strijd niet beslist worden. Daarom zond hij de vrouwen in grooten getale reeds de rivier over.«
«Denkt ge, denkt ge nu wérkelijk Samuel, dat de strijd zich zal overplanten naar de overzijde ?« vroeg Izak driftig.
Samuel knikte zwaarmoedig.
«Ja broeders, ik vrees nóg veel erger. Namelijk, dat deze groote worsteling voor, of zelfs binnen Jerusalem’s muren zal worden uitgevochten.«
«Nooit 1 dat zullen we nóóit toestaan!« riep Izak nu luid. «Wij hebben onze mannen geleerd, hoe te vechten en zij zullen het doen.«
Samuel haalde de schouders op.
«Dapper zijt gij Izak, dat weet ik en uw voorbeeld sterkt uw mannen. Doch wat stellen wij op het oogenblik tegen Eglon’s honderdduizend mannen en honderden strijdwagens.«
Zij waren nu tot een schildwacht genaderd en zeiden hem hun avondgroet. Hij antwoordde.
Izak, wiens taak dit was, vroeg hem naar zijn bevin* dingen en kreeg tot antwoord, dat er niets bizonders was voorgevallen. Daarna zetten de drie bevelhebbers hun wandeling voort.
«Ziet eens,« vervolgde Samuel, «als wij al onze geges vens met elkaar vergelijken en het waarschijnlijk doel van Eglon voor oogen houden, dan komen wij tot de con* clusie dat het doel van den opmarsch zijner voorhoede is, de veren over den Jordaan te bezetten. Zijn die in zijn macht, dan is Jehu’s leger van heel Groot<Kanaan afgesneden en moet het zich op genade of ongenade over* geven of laten dooden.«
«Dus uw plan zou dan zijn, met heel ons leger naar de kust te trekken, ter bescherming der overgangen van den Jordaan? Kan dat uw bedoeling zijn?«
125