maar aanstonds lachten haar oogen weer en tokkelden de vingers langs de snaren. »Wees niet boos op mij, Jehu. Doch — heden zijn de mannen eerst aangekomen, waarom dus nu al dadelijk dien ernst betracht ? Moeten zij niet eerst terdege uitrusten van hun vermoeienden tocht? En moeten wij elkander niet eerst een weinig aankijken en leeren kennen ?«
Jehu zag om zich heen met vragenden blik.
»Veronachtzaam niet den raad der vrouw, edele Jehu,« zeide nu Josaphat ernstig. »Zeer zeker behoeven wij allen rust. Niet het minst om het plan van Izak terdege te over« denken en om de voorbereidingen te treffen, die onze bekwame, jonge aanvoerder Samuel ben Juda zoozeer noodig acht.«
»Zijt gij die bekwame, jonge man?« vroeg Lea vrijmoedig aan Izak den Sterke.
»Neen,« zeide deze spijtig. »Daar staat Samuel ben Juda. Ik ben de aanvoerder zijner voorhoede.«
Lea luisterde reeds niet meer naar hem, doch keek Samuel belangstellend aan.
»Wees welkom in ons midden, bekwame Samuel,« zeide ze met gemengden spot en ernst. »Aan mannen als u heeft Israël behoefte.«
Jehu noemde haar nu achtereenvolgens de namen der anderen.
»Ik zal u allen een rustplaats aanwijzen,« zeide hij daarna. »De raad der vrouw mag niet worden veronachtzaamd,« zegt Josaphat ben JizreèJ. En Israël wist ten allen tijd den raad van verstandige vrouwen te waardeeren.«
HOOFDSTUK XIII.
De geest der nieuw«aangekomen versterkingen beurde in niet geringe mate de mannen van Ruben op. Hadden velen hunner tot nu toe den terugtocht met Jehu slechts 110