ben Juda schenk uw schaal vol en ban de zorg van uw gelaat.«
»Geloof mij niet ondankbaar voor uw onthaal, Jehu,« zeide de aangesprokene, »doch het is mij niet gegeven, de gedachten aan haar die ik achterliet van mij te zetten.
»Uw vrouw, Samuel?«
»Ja I«
»De vijg is een kostelijke vrucht,« zeide Simon en nam een schoone tot zich. »Hoe zou zij zich voelen in een slok wijn ?«
Naarmate de maaltijd vorderde, werd het gesprek drukker en meer algemeen. Izak vertelde een geschiedenis die hem op de reis was wedervaren. Uit een klein Gis bonietisch dorp had hij een jonge maagd medegevoerd vóórop zijn paard en den volgenden morgen waren drie vaders en veertien broeders, allen haar eigen, naar zij beweerden, hem nagereden om haar vrijheid te vragen. Hij had haar weder medegegeven, doch later van een herder vernomen, dat Sabani, zoo heelte ze, een wees was.
Een luid gelach beloonde hem voor zijn vertelling. Ook Jehu vermaakte zich met de vroolijke onverschilligs heid van den ruiterijsaanvoerder.
Ook Absom en Efraim kwamen los, nu de wijn hen spraakzamer maakte. De laatste voelde zich nu vrijer, ondanks de tegenwoordigheid van zijn vader Josapnat, wijl hij bemerkte dat zelfs de wijze Jehu gaarne luisterde naar snaakschheden.
Het viel den laatste op, dat Ruben ben Jitsgok, de aanvoerder van Samuel’s achterhoede, matig at en dronk en heel niet sprak.
«Ik hoop dat het u wé/ smaakt, Ruben ben Jitsgok,« zeide de grijze Richter, »doch waarom u niet rijkelijkcr voorzien en in ons gesprek gemengd ?«
»Hij is van stillen aard,« verontschuldigde Samuel hem.
»En heeft een bescheiden maag,« voegde Simon er aan toe.
»Uw drank en vruchten zjjn overheerlijk,« zeide nu
106