Jehu lachte hem toe en ontkurkte de kruik.
»Ze is door Litza’s goede zorgen geheel gevuld,«moes digde hij Simon aan. «Helpt gij nu mede dat wij dat straks niet kunnen herhalen.«
«Laat ons dan drinken,« gaf Simon het voorbeeld. «Waarom zouden wij niet drinken, als de druiven toch groeien door Gods liefde en genade. Zouden wij zoo ondankbaar zijn, Zijn goede gaven te veronachtzamen? Neen — nooit! Drinken wij dus.«
De anderen, Samuel uitgezonderd, volgden zijn voor* beeld. Jehu, die voor zijn gasten niet onderdeed, ver* loor zijn ernst en wenkte Litza dat zij zou vertrekken.
«Ik neb brood met honing en dikke melk doen ges reedzetten, alsook heerlijke Phoenicische vijgen en goede olijven,« zeide de oude vrouw.
«Doe alles binnen brengen, door God gegeven vrouwe en laat ons mannen dan alleen. Spoedig zullen wij ges noeg gerust en getalmd hebben en dan is het aan ons, raad te houden en plannen te maken.«
Litza vertrok zwijgend. Even later bracht een jonge Giboniet de spijzen, die hij binnen een ieders bereik zette. Toen hij vertrokken was, gaf Jehu het teeken tot den maaltijd, door op te staan en het gebed op te zeggen.
Allen deden gelijk hij.
«Tast nu toe, broeders in Israël. Met gevulde maag en een goeden dronk zal de raad ons beter lukken.«
Hij behoefde echter niet aan te moedigen. Samuel en zijn vrienden hadden sinds dagen geen versch brood geproefd en Absom was immer te vinden voor een goeden maaltijd.
«De honing smaakt voortreffelijk, wijze Jehu,« prees Simon ben Joram. «Ik schaam mij haast te bekennen dat bij minder eters mijn aandeel grooter zou zijn gewcest.«
Jehu schoot in een lach bij die verzuchting en reikte hem de dikke melk aan.
«Proef deze, vriend en beken dat zij uw brood niet minder smakelijk maakt dan de zoete honing. Samuel