door de gedachte dat hij zoo vroeg al met dieven in aanraking was gekomen, verwijderden zij zich maar, zoo snel zij konden.
Op de jongens volgden twee politie-agenten, in uniform, die argwanende blikken wierpen op al dat gewriemel van man-chester-broeken, benevens een meneer in een tamelijk sjofel confectie-pakje,die duidelijk liet merken dat hij niet vandere-cherche was, door zoo luid mogelijk over onbelangrijke onderwerpen te praten. De agentenhaddenblijkbaar geen haast maar gaven toch hun misnoegen te kennen als zij door een rumoertje van de jongens tot stilstaan werden genoopt. Met zachte woorden en stompen moedigden zij hen dan tot door-loopen aan, hetgeen echter op de jongens geen veredelenden invloed uitoefende. Op elke aanmaning antwoordden ze met uiterst gezochte woorden, die hoegenaamd geen betrekking op toestand of personen hadden en goed beschouwd ook niet pasten in den mond van zóó jonge lieden tegen menschen, die zooveel ouder en ook wijzer waren dan zij.
Achter de mannen der wet stapte Piet Smul bedaard voort, zorgdragend den afstand wel in acht te nemen, die hem uit het oogpunt van beginselen scheidde van handhavers van het gezag. Hij had de leiding van deze expeditie op zich genomen en zijn opdracht was, een onderzoek naar „mafferts" in te stellen, aan verschillende winkels en bouwwerken. Hij wist dat er op de voorhoede niet mocht gerekend worden en bleef daarom met de hoofdmacht zoo veel mogelijk achter. Het gezelschap van dronken Nelis lokte hem ook niet bijzonder aan, op klaarlichten dag. Immers, was in hoofdzaak te ver gedreven belangstelling naar diens gezondheidstoestand oorzaak, dat de agenten zich bij zijn troep hadden aangesloten en op een versterking als zij, was hij wel het allerminst gesteld. Niet alleen uit beginsel-overwegingen. 66