misschien wel. We leerden elkaar kennen toen het socialisme pas in opkomst was. Zij was van een rooie familie en zelf altijd haantje de voorste. Maar dat is nu al zoolang geleden...
— Was je toen al bommengooier ?
— Mal ding — die bestaan hier niet.
— En de krante schraive er soo dikwijls van.
— Och — die liegen of ’t gedrukt is, moet je altijd denken als je kranten leest. Je moet overigens niet alle socialisten over éen kam scheren. Je hebt er wel drie honderd soorten van.
— Van welke soort ben jij dan wel?
— Ik — lachte hij vroolijk — ik ben van de lachend-toe-kijkende soort. Ik praat met een ieder, val een ieder's richting aan en geef de heele wereld ongelijk. Ik doe altijd mijn uiterste best, de lui zoo goed mogelijk tegen elkaar op te hitsen en als ze dan warm loopen zit ik er liefst gezellig naar te kijken hoe ze het uitvechten. Of ook mag ik graag zien dat twee bullenbij ters elkaar uren aaneen aanblaffen en als ze dan aan het eind van hun discussie nog niets zijn gevorderd, vraag ik hen iets, dat een kind zou kunnen beantwoorden, maar waar zij geen raad mee weten.
— Wat baivoorbeild ?
— Wat? Wel — als iemand die niet zwemmen kan omstreeks middernacht van de leuning van de Hooge Sluis in den Amstel springt, wat gebeurt er dan met hem ?
— Die versuipt — da’s glad!
— En eentje die zich in zijn vloermat rolt om een ander
op zijn bed te laten slapen----?
— Die lache se uit — soo’n idioot.
— Jij bent een knappe meid — net iets voor mij. Nog een zoen.
— Most je vrouw eins zien.
57