voelt en hoe je je toestand opvat. Jij, nietwaar, zoekt je troost in den bijbel — voor jou is de schrift alles. Jij met je christelijk beginsel, mag je volgens recht niet beklagen — je hebt je alleen te schikken naar den wil van dengeen die boven je is geplaatst. Als zoometeen Scholte je komman-deert voor het halve loon te werken — dan past het jou niet ook maar een woord tegen te pruttelen; je moet aannemen en berusten of je bent geen goed christen. Berusten in alles wat het gezag voorschrijft is je eerste en hoogste plicht van geloovige. Ik kan je dan ook op een briefje geven dat je als christen erg zondigt, door te staken.
Hein keek nu ernstig ongerust.
— Je meint het toch niet — doen je wel? 't Is ommers moar gekhaid fa-je.
— En as meneir ’t uit gekhaid sait — ik en heb ’t je uit meinens gesaid — zei vrouw Smikkel ernstig. Wai mensche motte beruste in den wil van den Voader.
— Wis en waarachtig niet — ik maak geen gekheid, lachte Jozeph vroolijk om Hein’s ongerust gezicht. Ik spreek in vollen ernst, hoor. Wij — jij en ik — we staken eigenlijk allebei tegen ons principe. Jij — omdat het strijdig is met je geloof — ik omdat het indruischt tegen het gezond verstand.
— As je me nou — en straks sai je heil andere dinge____
— Straks — dat is straks. Moet een mensch dan altijd het zelfde zeggen. Geloof me — iemand die volhoudt bij wat-ie eenmaal heeft beweerd en het telkens weer opnieuw herhaalt — liegt geweldig. Een jongen die een heelen avond door, zijn meid vertelt dat-ie zoo allemachtig veel van haar houdt, heeft innerlijk het land — daar kan je van opaan en die bedondert haar ook. Maar — als iemand in den tijd van een uur zichzelf een keer of drie tegenspreekt — geloof dan 48