— Mot sou’n mederne kwoajonge dan den heile boel
in duige komme schoppe____
— Dan sta jij ook vast in je schoene — as je daarvoor angst hebt.
— Angst! Het roode gezicht van Smul rijst snel op. Angst zeg je — Tienes? Four hem? ’t Is me nogal wat keirel — ’t laikt wel een waif.
Pang — pang!
Dreunend sloeg de voorzitter op .tafel.
— Geen onderlinge discussies meer. Die wat te zeggen heeft — kan het woord vragen. Nou is het aan Colijn.
Tegelijk wenkte hij den jonkman met den hamer, om op het podium te komen, aan welke uitnoodiging door Colijn langzaam werd gevolg gegeven.
Hij scheen niet ouder te zijn dan twintig jaar. Zijn gezicht zag bleek; zooveel persoonlijken tegenstand had hij niet verwacht toen hij zich had voorgenomen het zijne te doen om de dreigende staking te voorkomen.
Als van vele andere jonge mannen in de zaal zag zijn kleeding er aanmerkelijk toonbaarder uit dan van de mannen op leeftijd. Zelfs — kon hem eenigen chic niet worden ontzegd. Om het hagelwitte, hooge boordje strikte keurig een kleurig dasje en uit de op de vouw gestreken mouwen van zijn colbert gleden manchetten naar omlaag. Toen hij op het podium zijn bolhoedje afzette, toonde hij een zorgvuldig gekamde scheiding, boven den linkerslaap. Het geheel leek er opzettelijk op te zijn aangelegd om den werkman als heer op z'n zondag's te vertoonen. Toch — gaf hij geen heer te zien — zelfs geen halve. Het werk-man-zijn, zes dagen in de week — drukte te zeer zijn stempel op de halfslachtige figuur.
— Vergadering — begon hij.
11