der onderhandelingen met de patroonsvereeniging. Vier maanden zijn nu zoekgebracht met het wisselen van brieven en het houden van allerhande samenkomsten. Vier lange maanden hebben we volgehouden onze patroons te vragen, te verzoeken, onze loonen te willen regelen en ze een greintje te verhoogen.
Vier lange maanden.
En al maar door hebben we het zelfde spelletje herhaald. We hebben vergaderd en onze bestuurders afgevaardigd om met de patroonsvereeniging te onderhandelen. En als wij, jelui bestuurders, dan uren aaneen hadden zitten redekavelen met de patroons — dan moesten we bij jelui terug komen, met de kous op den kop.
Mannen — loodgieters — moet dat zoo doorgaan ? Moet die in de malingnemerij gerekt worden tot vier jaren — tot veertig jaren? Moeten we nog langer blijven volhouden met smeekend de hand uit te strekken als of het geldt een bedelpartij — of moet die hand zich ballen tot een vuist en moeten we dien dreigend omhoog heffen — om nu te eischen wat we maandenlang hebben gevraagd?
— Nei — nei — lang genogt gewacht!
— Verdomme — ’t mot uit zain!
— Nei — nei!
— Joa — joa — joa!
— Nei — g. v. d.!
— Stoake — stoake!
— Stilte!
— Manne — ’t het nou----
Pang!
— Verlangt iemand het woord ? Die wat zeggen wil, kan zijn naam noemen, dan krijgt een ieder een beurt. Eén voor eén nu.
7