— Ben je er niet bij?
— Vroeg je wat?
— Straks al. Of je hier wel meer komt.
Joop schudde ontkennend het hoofd.
— Wat zou ik hier alleen moeten doen? Vrienden heb ik niet — je trouwt of je houdt vrienden. En mijn vrouw houdt niet van dit uitgaan. Die vervalt meer in jouw categorie.
— Wat bedoel je?
Douwe kleurde spoedig.
— Wel — ook van het sociaal-demokratische ras. Cursus, vergadering, meeting — meeting, vergadering, cursus. Alles naloopen, met alles willen meedoen, over alles een keel opzetten en nergens met juistheid over kunnen oor-deelen.
— Dank je wel.
— Tot je dienst. Op slot van zake moet ieder zijn eigenzin volgen.
— Je plaagt me toch niet, zei Douwe goedhartig. Je kunt tegen mij anarchistisch of filosophisch of sarcastisch doen, net wat je wilt — je meent het toch niet zoo erg.
— Weet je dat wel zeker? De stille uitdrukking verdween weer van zijn gezicht.
— Ja. Ik zei al meer — jij bent niet de ergste — al kan je wel eens donderen.
Zij zwegen en dronken hun koffie. Douwe had Joop gul genoodigd en deze was met hem meegegaan zonder daarin een zweem van klaplooperij te zien. Hij kende Colijn genoeg om te weten dat deze waar het een consumptie gold, zich graag enkele jongen voelde en handhaafde tegenover zijn getrouwd-zijn en hij aanvaardde zijn gastvrijheid, zonder dankbaar-doen, met het begrip van vanzelf-spreken.
— Willen we nog wat drinken?
95