tot teleurgestelde, burgerlijke, ministers toe. Politiek en economisch krijgt de klasse der arbeiders steeds grooter koek te verdeelen en daar wil een ieder, vooral zij die hun deel al van de andere klasse genoten, een stuk van hebben. Maar, door den grooten stroom liefhebbers wordt de spoeling steeds dunner, het dringen, om aan tafel te komen, heviger, de middelen om het doel te bereiken, gemeener en daardoor de slachtoffers, talrijker.
— Maar er zijn toch nog velen die, veel meer dan ik, gedreven worden door hun verlangen, de wereld mooier en de menschen beter te maken.
— Bewaar me! riep de oude baas, met grappig geschrokken gezicht. Diè moeten heelemaal uit de kou blijven. Dat goedje, het sterft trouwens al aardig uit, wordt doodgetrapt of van boven tot onder besmeurd, vóór het de oogen goed open heeft. Maar waarom zouden idealisten zich met de Arbeidersbeweging bemoeien? Ze kan ze missen, ze heeft ze niet meer noodig. De Beweging heeft in elk land den omvang van een staat op zichzelf gekregen, een staat méér naast dan in den officieelen Staat, met alle eigengerechtigheid en dwangmiddelen van dezen. Ze is een macht geworden, met autokratische heerschers, onderworpen onderdanen, intrigeerende trawanten en al dat andere. Het ergste is, dat de Arbei-dersstaat niet de lasten van den officieelen uitschakelt, maar die met de zijne verdubbelt. De arbeiders hebben niet alleen rekening te houden mèt en belasting op te brengen vóór hun landsregeering, ze moeten tegenwoordig ook gehoorzamen aan en opbrengen vóór de menschen die ze zelf boven zich hebben gesteld. Enfin, nu de burgers in de Partijen en de Vakbeweging steeds meer overwicht krijgen en voor zich de machtsposities en goede baantjes opeischen, zal het geen kwart-eeuw meer duren, of de officieele staat èn de arbeidersbeweging zijn één. Dat zal dan door de één worden genoemd, de triomf van het Socialisme, door den ander de herstelling van het evenwicht en door een derde, de overwinning van het gezond verstand. Maar het resultaat zal zijn, dat de goochemerds een goed, vet leventje hebben, net als nü en de domoors voor hen werken, óók net als nu en andere domoors weer, mooie dingen voor hen maken, om hun leven te veraangenamen en zelf gebrek lijden en uitgelachen worden, óók net als nu.
— En dan? vroeg Branders, zich onbehagelijk voelend.
— Dan krijg je eerst wat verwarring, eenige kleine catastrophes en excessen van machtsmisbruik en daarna bloeit opnieuw één of andere cultureele beweging op. Nu ja,tot hetzelfde resultaat als déze,natuurlijk.
Max kon niet gelooven dat Brünsweich, die zooveel voor de Beweging had gedaan, meende wat hij zei.
— Maar dat alles mag mij of een ander toch niet weerhouden de Arbeidersbeweging te steunen, als we meenen dat we dat doen moéten,
73