— De richting-Bouwer zet donderend in, zei hij, smalend. Of dat hun millioen, dat ze aan de krant hebben geleend, rente zal doen opbrengen, betwijfel ik sterk.
De „Dikke” wuifde geruststellend met de hand.
— Laat ze maar eens flink klappen en schreeuwen, dat zet stoom af, antwoordde hij, rustig. Misschien had hij gelijk en moest de machine weer eens flink worden opgestookt. Er was ook wel wat weinig leven in den laatsten tijd.
— En als dat nieuwe leven nu eens de dood van de Partij en van ons allen wordt?
— Kom, kom, kom, niet zoo mistroostig. De soep wordt nooit zoo heet gegeten, als ze wordt opgediend. Kaufmann wenkt ons; we moesten óók even meezingen.
68