ders. Is het waar dat die, in gemeenschappelijke opdracht van het Neder-landsch en het Internationaal Verbond, een reis maakt door Duitsch-land en Slowakije?
— Het is waar, gaf Van Berghem, glimlachend, toe. In verband met zijn bekendheid met de taal en verschillende dialecten, achtten we hem daar het meest geschikt voor. Maar, het is immers geen strafbare handeling, wel?
— Nee. Maar het is toch niet verdedigbaar, dat hij meteen opdrachten uitvoert van de Partij. Onder meer moet hij daar doende zijn, leeningen te sluiten voor het Dagblad. Waar blijft dan onze uitsluitende controle over de beambten van het Verbond? Met al onze liefde voor de krant... .
— Zouden we dit punt niet tot een andere vergadering uitstellen? vroeg Van Berghem. We zijn zoowat allen gehaast en zijn nog niet klaar.
— Nee, niet uitstellen! viel Bouwer in. Ik wou er óók nog een woord over spreken.
Hij sloeg op zijn aktentasch.
— Hierin heb ik een klein berichtje, dat voor ons allen waarschijnlijk van belang is. Maar ga door, Van der Ven.
— Wat ik zeggen wou, is dit. Wij zegden de Partij een leening toe van een millioen gulden, op voorwaarde dat het haar gelukt buiten ons een even groot bedrag los te krijgen. Als nu onze eigen vertegenwoordiger, ongeacht of hij al of niét lid van de Partij is, buitenlandsche leeningen voor de Partij moet afsluiten, dan kan dat aanleiding geven tot onregelmatigheden. En zoo iets moéten we voorkomen.
— Is dat zoo, Van Berghem? riep Wieler. Die Branders, is dat óók niet zoo’n burgerlijk sufferdje, een protegétje van Breebaart?
Hij keek Bogaerts doordringend aan, hetgeen deze kalm doorstond.
— De feiten zijn ongeveer zóó, gaf Van Berghem toe, maar er steekt niets achter. Hij teekent wel, maar dan is die leening al een voldongen feit. Feitelijk vertegenwoordigt hij daarbij onze belangen, daar we zoodoende de zekerheid verkrijgen, dat de Partij met haar financieele actie in het buitenland opschiet. En ja, wat zijn sufheid betreft, voegde hij er lachend aan toe, je snapt toch wel dat de slimsten van die jongens ons niet noodig hebben, om een baan te vinden. Maar anderzijds is het soms wel goed, als de lui niet al te snugger zijn.
— Snugger of niét snugger! riep Bouwer nu luid, ik stel dan hierbij voor, dien Branders onmiddellijk ter verantwoording te roepen, op grond van dit bericht.
Hij toonde een brief in cijfers en teekens.
— Wat is dat voor iets?
— Een code-brief van den specialen dienst van het Duitsche Vak-
5
65