Waar zit je verstand, dat je ze in den vroegen morgen al van hun werk afhoudt. We weten ons toch al geen raad, door dat malle, Buitengewoon Congres.
Een driftig kloppen aan het loket leidde zijn gedachtengang af.
— O, ja, goeden morgen! Laat maar kloppen, dat is die brutale vlegel.
— Morgen mijnheer! klonk het dooreenroepen van het personeel.
— Zoe-ken-de! riep Colter, nog tragischer dan tevoren, als een antwoord op het kloppen.
Nu ratelde een stoere hand het ruitje bijna kapot. Een der meisjes snelde naar het loket en schoof het open. Het roode, verontwaardigd* kijkend gezicht van den man stiet er doorheen.
— Op wie was dat gemunt? riep zijn rauwe stem. Jij en jou en brutale praatjes, denk je dat ik mijn contri....
— Het loket dicht! gebood Bogaerts. Hij kan geduldig wachten, tot mijnheer Van Berghem er is.
— Op wie was dat gemunt? schreeuwde de man, nog luider. Wat motte die linkslage?
— Zoe-ken-de! joelde Colter terug. Zoe-ken-de naar het graf van den grooten kunstenaar. . . .
— Laat jezelf maar begrave, potsemaker, dan geef ik d’r een kwartje bij! schreeuwde de man, verwoed. Nog zoo’n doodvreter; mijnhéér Colter, van den Bakkersbond, mompelde hij tegen de andere mannen.
— Dicht! riep Bogaerts nu zoo gebiedend, dat de man haastig zijn hoofd terug trok. Dat komt er van, wendde hij zich tot Colter, als iedere proleet vrijen toegang heeft.
Driftig liep hij naar het hoofd-kantoor en smeet de schuifdeur met zwaren slag dicht.
Dit vertrek lag aan de voorzijde van het Verbondsgebouw. Voor een raam stond een groot dubbel-bureau, waaraan Bogaerts zich liet neervallen. De blinde muur, er tegenover, langs de gang, werd voor een groot deel ingenomen door een breede boeken- en tijdschriftenkast. In den muur daar tegenover, achter Bogaerts, leidde een deur naar het privé-kantoor van den voorzitter van het Nederlandsch Vakverbond. Dicht daar bij waren, om een rooktafel, drie fauteuils gegroepeerd. Langs de wanden en naast de boekenkast stonden stoelen.
Nog steeds uit zijn humeur, begon Bogaerts haastig brieven open te snijden. De telefoon meldde.
— Ja? . . . Wie? ... Wieler, van den Metaalbewerkersbond? Ja, zet maar over. Hallo, ja, Bogaerts ... Nee, Van Berghem is er nog niet.... De afspraak was elf uur ... Nee, niets meer aan de orde dan die reso-
47