— Een oogenblik, Genosse, zei het meisje. Genosse Gartner is, geloof ik, in conferentie.
Max kende voldoende den weg in de gebouwen van de „Vorwarts” in de Lindenstrasse, om zonder aanwijzing van de secretaresse de kamer van den hoofdredacteur te vinden. Een paar jaar geleden, toen hij nog wat geloof had in de romantiek der jovialiteit in de Arbeidersbeweging, zou hij meteen zijn doorgeloopen en schijnbaar zou niemand hem dat kwalijk hebben genomen. Door zijn ervaringen als reizend gedelegeerde van het Internationaal Vakverbond had hij echter geleerd, dat het kennen der etiquette een vereischte voorwaarde was, wilde hij carrière maken. Daarom hield hij zich liefst zoo strikt mogelijk aan de vormen.
Het meisje stak de gang over en trad, na een kort tikje op de deur, de kamer van Genosse Heinrich Gartner binnen. Een roezemoezig praten, van meerdere stemmen dooreen, zoemde haar tegemoet. Aanstonds daalde er stilte.
— Is er iets, Lise? vroeg de hoofdredacteur.
— Ja, Genosse Branders, uit Amsterdam. Moet ik hem Wat te lezen geven?
Gartner keek vragend om zich heen. Twee heeren zaten te rooken, drie anderen, die onder het algemeen gesprek heen en weer hadden ge-loopen, kwamen om Lise heen staan. Eén, een lange, magere, met een stijf been en een ijzeren kruis op de borst, knipoogde tegen het meisje. Een ander, de jongste van de aanwezigen, met een roode snor en stijl rood haar, liep om haar heen en kriebelde in haar hals. Ze keerde zich snel om en tikte hem, met geërgerd gezicht, op de hand.
— Handen thuis, Neumann, zei ze vinnig.
Haar blik ging snel naar een der zittende heeren, die bijna onmerkbaar de wenkbrauwen fronste.
— Stil, Lize, niet spelen, vermaande Gartner haar. Kan Genosse Branders binnen komen, of hadden we vooraf nog iets te bespreken?
— Waar komt ie ook weer voor? vroeg Jos Levy, de secretaris der rijksdagfractie. Ik herinner me dat er van iets sprake was, maar het is me ontgaan waar het over ging.