Tegen dat ze me dan weer eens naar Berlijn sturen, zijn Gertrud en ik elkaar allang vergeten.
— Wat? vroeg Mary, bedenkelijk.
— Ja, wat?
— ’t Is zomer en dat is een gevaarlijke tijd voor romantische ontmoetingen. Je weet wel dat je niet heelemaal vrij van romantiek bent, anders had je je nooit met dat Vakverbond ingelaten. Want, een echte streber, zooals de meesten van hen zijn, ben je eigenlijk niet, al heb je ook hun miserabele allures overgenomen.
— Nog méér?
— Ja, en nog een heeleboel, want als je opstapt, zien we je weer in een langen tijd niet terug. Je reist hier door een land, dat vol zit mèt, en drijft öp romantiek; slechte romantiek, goedkoope en onechte. Dat zweeft om je heen. Zelf vertegenwoordig je hier honderdduizenden menschen en je mag meebabbelen over millioenen, menschen en guldens. Dat is je inwendige romantiek. Als jullie tezamen bent, praten jullie heel gewichtig over groote dingen en elk van jullie gelooft in eigen gewichtigheid, zonder dat er één van allen merkt dat het leven zijn gang gaat, alsof er geen nationaal en geen internationaal Verbond bestaat. Dat gedoe exalteert jullie, zonder dat je het merkt en jij raakt daardoor steeds meer het contract met de nuchtere werkelijkheid kwijt. En toch ben je maar een gewoon werktuigje en dat, in dit land van valsche romantiek. Wat weet je er van? Elk blauw oog kijkt hier onschuldig, ieder zoo’n blank gezichtje ziet er onbevangen uit. De allergewoonste menschen, hier, gebruiken de woorden „liefde”, „trouw” en meer van dat soort, even dikwijls en gemakkelijk, als de Hollanders „melk” en „eieren”. Onder elkaar weten ze wel hoe weinig waarde die woorden voor hen hebben, maar jij, de romantisch-nuchtere Hollander, staat buiten die verstandhouding en gelooft dat, wat zwart genoemd wordt, zwart is.
Ik wil nu eens aannemen dat je werkelijk gelooft, dat alleen men-schelijk meegevoel je drijft, dat meisje bij te staan. Maar dan moet je er immers op verdacht zijn dat je, als je haar vaker ontmoet, ook voor haar persoon belangstelling gaat voelen en dat daaruit een ernstige genegenheid kan ontstaan. En dan, geloof ik, zul je ervaren wat het zeggen wil, aan zulke romantische opwellingen gevolg te geven. Je zult natuurlijk verlangen, ja verwachten, bij haar de reflectie aan te treffen van het gevoel, dat je meent dat zij in jou heeft opgewekt. Daardoor gedreven zul je naar iets gaan zoeken wat niet bestaat, omdat het wezen van zoo’n meisje voor het bezit van dat gevoel niet bestemd is. En, het niet vinden van wedergevoel, bij haar, zal je niet tot inkeer brengen, maar je zult blijven zoeken, steeds denkend dat het aan jou ligt. Die eenmaal
21