reden, dat jij je er druk om zou maken. Of verveelt je baantje je en wil je nachtzendeling worden?
— Draaf nu eens voor een keer niet zoo door. Mary, jij begrijpt me misschien beter. Je weet dat ik anders geen sentimenteele idioot ben, maar het is me net of ik een ingeving heb. Wat dunkt jou?
Hij sprak zoo ernstig, dat Mary Coen wenkte, te zwijgen.
— Ik weet niet wat ik er van moet zeggen, antwoordde ze, aarzelend, omdat ik niet weet hoever je méént wat je zegt. We zijn niet veel ernst van je gewoon, jongen, vervolgde ze, glimlachend, en daarom zal het je moeilijk vallen, iemand te vinden die er geheel aan gelooft. En wat dit geval aangaat, daar kun jij alleen over beslissen, omdat het natuurlijk niet bij geldelijken bijstand blijft. Het is jammer voor dat arme kind, maar er zijn hier zooveel van die meisjes, zegt men, die het slecht gaat.
— Arme kind, hoonde Coen. Jij laat je, geloof ik, ook al opwarmen. Toen hij uit de buurt was, sprong ze direct van de tram, om met haar vent te gaan overleggen, hoe ze Max verder kon verlakken.
— Dat is malligheid, ze weet niet eens waar ik logeer.
— Wees daar blij mee en denk er niet verder over.
— Maar ik weet wel waar zij woont, zei Max nu, plagend.
— Vergeet het dan en vergeet de heele zaak. Blijf een paar dagen bij ons, tot die heele kwestie uit je hoofd is. Ben jij Max Branders? Begin er eens aan, alle meisjes die je in Amsterdam en in het buitenland ontmoet van haar echte en ingebeelde kwalen te genezen. Je bent straatarm en kapot, vóór het een week verder is.
— Maar die ééne mag toch wel, niet Mary? vroeg Max, opgewekt. Het geld is niet het grootste bezwaar, dat zet ik op mijn onkosten-rekening. Maar ik wil hebben dat jullie het met me ééns bent, dat ik het meisje moet helpen, als het blijkt dat ze werkelijk ziek is. Jij zou immers ook op die gedachte zijn gekomen, Coen, als je haar ontmoet had. Hou je nou niet anders dan je bent.
— Misschien wél, bromde Coen, maar dan had jij of een ander mij voor sentimenteelen idioot mogen schelden. Het gekste bij jou is, dat die ziekelijke hulpneigingen heelemaal niet in je aard liggen. Misschien ben je zelf wel niet goed in orde, of ben je reddeloos verliefd. Je bent er anders heelemaal niet de man naar, je te bekommeren om de waarschijnlijke verdrietelijkheden van een meisje waar je niets mee te maken hebt.
— Je fantazeert. Ik ken haar amper een paar uur, zei Max, droome-rig. Waarom zou ik op Gertrud verliefd moeten zijn?
Het was hem, als doemde voor zijn brein de koffiezaal van de Regina weer op en blikte hij in Gertruds weemoedige oogen. Hier zaten ze in de tuinkamer, wier deuren wijd open stonden. In den grooten tuin, om het huis waarvan Haller eenige kamers parterre in huur had, speelde
19