tusschen de radicale en conservatieve elementen, onder de bestuurders der plaatselijke, aangesloten organisaties. Zoo mogelijk moest hij trachten de conservatieven over te halen, tijdelijk de radicalen wat toe te geven, in het belang der eenheid. Echter verlangde men ook van hem dat hij München en Nürnberg zou aandoen, met hetzelfde doel, doch daar moest hij een tegenovergestelde politiek voorstaan, omdat de alge-heele gesteldheid daar conservatiever was. In vage bewoordingen werd hem aangeraden de linksstaanden onder de vakvereenigingsbestuurders, aldaar, eerst te bewegen ontslag te nemen en, indien ze dat niet wilden doen, hun in algemeene bestuursvergaderingen communistische ten-denzen aan te wrijven.
Max haalde nog eens de schouders op. Daar begon het geknoei weer en nog wel het ergst in Beieren, waar het meest behoefte was aan onafhankelijk denkende, moedige leiders. Maar hij moest toen weer om zichzelf lachen. Hij had immers te gehoorzamen en den lijn te volgen, dien de groote leiders voorschreven. Er waren tientallen in de Beweging en duizenden onder de gestudeerden in burgerlijke kringen, die graag zijn baantje overnamen, met veel minder babbels en totaal gemis van dien drang naar zelfstandigheid, die hem nog wel eens hinderde, bij het uitvoeren van zijn opdrachten. Hij was echter niet in het minst bevreesd dat die drang hem nog eens tot onvoorzichtigheid of ongehoorzaamheid zou leiden. In geen staats- of particuliere instelling zou het hem ooit gelukken een betrekking als deze terug te vinden, waarin hij een groote mate van vrijheid genoot, weinig hoefde te kennen of te weten en altijd zeker was van salaris, verhoogingen en pensioen. Daar waren de contributies der arbeiders borg voor en daarom voelde hij opeens weer, dat het ook tot zijn eigen belang behoorde, dat in de regelmatige inning dier gelden geen storing werd gebracht, door onge-wenschte radicale elementen, als die stokers in Beieren. Goed beschouwd had het Centraal Bestuur dus groot gelijk, dat het de leiders, die het er waarschijnlijk op toelegden tot vakacties en andere ongeregeldheden op te ruien, er uit intrigeerde. Misschien moest hij deze opdracht dan wel zien als eene eere-zending, inplaats als een corvéé en kon hij er promotie door maken. Wie weet, als men zijn naam op den groslijst der Tweede Kamer zette, zooals hem al een jaar geleden in het vooruitzicht was gesteld of de arbeiders hem niet vroeger naar het Parlement stuurden, dan Verbonds- en Partij-Besturen op rekenden.
Een brief van het Partij-Bestuur droeg hem op naar een conferentie te gaan, op het bureau van het Duitsche Dagblad, om een hoogere subsidie voor het Hollandsche Dagblad te bepleiten. Dat was wel een corvéé, dat wist hij al vooruit. Niet om die ton los te trommelen, dat was hem best toevertrouwd. Maar hij voorzag weer dat hij al de schimpscheuten en zure aardigheden, op de stumperige redactie van het Hol-
13