TROUWEN. 75
er niets was voorgevallen en dat zij in tegenwoordigheid van vreemden, honderd dingen zouden hebben te verhandelen.
Hij ging, met bezwaard gemoed.
Hij zou haar, dacht hij, nederig vinden ; ze zou stil doen en weinig spreken. Zijn verslagen, bedroefd gezicht zou bij haar familie belangstelling wekken en haar verwardheid zou haar verraden. Wanneer men hen zoo tezamen zou zien, zij natuurlijk vol verlangen tot toenadering en hij afgewend, zou men bij haar thuis niet weten waaraan die vreemde houding was toe te schrijven en haar wellicht verkeerd uitleggen.
Het karakter hunner ontmoeting week al héél sterk af van het gedachtebeeld wat hij zich er tevoren van had gevormd. Zonder een trekje van berouw op haar gelaat, trad ze hem tegemoet en nam ze hem direct mee naar de huiskamer.