46 TltOUWEN.
Roos...... zeg het dan...... is het dét?
Antwoord dan. Eir moet toch reden voor zijn, dat je soms zoo... ongevoelig
bent, voor mij. Je bent toch ook...... een
meisje...... een vrouw...... je hebt toch
bloed...... je moet toch gevoel hebben
als een gewoon mensch, als ik — als ieder ander — als ieder meisje. Waarom ben je dan altijd zoo koud en teruggetrokken, waarom lacht jouw oog nooit eens inniger, waarom glanst je wang nooit eens blijder dan gewoonlijk. En — waarom...... waarom...... kan je tegen mij, niet eens een
kleine beetje anders zijn, dan tegen ieder ander, dan tegen de geheele wereld ? Waarom geef je je aan mij nét zoo als aan iedereen, als aan je vriendinnen en je familie ?
Zie je — Rosa — als je maar een beetje van mij hield zooals ik van jou hou — als