THOUWEN. 11
stilstaan...... blikkend naar de verlichte
portiek. Dan stapte hij daar langzaam op aan.
In de portiek stak de jongman de hand
uit...... er trilde iets door den aether,
een sidder-klingeling die zich tot den een-zaamvoelende aan het bovenvenster voortplantte. Een electrisch belletje. Dan — een rukgeluid ; de deur vloog open. Luide riep de jongen iets langs de trap en direct daarop roffelde een haastig gestommel de straat in, als van iets dat de trap afrolde en de portiek instoof.
Tik-tak ; de deur sloeg weer dicht. Vlug wierp de jongman zich op het persoontje dat naar beneden was gerold en sloeg er zijn armen om heen.
Zijns ondanks nieuwsgierig, tuurde Simon nu scherper en herkende hij aan de jurk, den mantel, het dagmeisje van de over-