TROUWEN. 113
— Wij moesten maar ’t veld ruimen vader, oordeelde Bram’s grafstem. Voor ons heeft nou niemand meer oog of oor. U weet ’r alles van : „Als ’t kindje binnenkomt......” de rest is óok zoo. Als ’t
schoonzoontje binnenkomt, telt men ons niet meer. Dat komt ervan, als men dochters heeft en men laat ze trouwen met mannen.
— Sim — lust je een broodje? Je zal wel honger hebben, jongen.
— Je moeder zal er niets over te spreken zijn, denk ik, knuffelde Jetty.
— Eén broodje maar ? Toe Sim, neem er drie, vleide Selly. Waarom eet je niet, vóór je gaat fietsen ? Je ziet ’t naar van uit.
— U hoort ’t vader, ’t vertroetelen is alweer begonnen. Ik ga vooruit.
— Wacht ’s, daar ben ik al driftkop, wacht nou even. Rachel, m’n hoed, m’n stok.......
Sprinqer, Trouwen-
8