TROUWEN. 107
vvijls had gehoord, ontgleed de zachte glans niet éven haar wangen.
— Jij niet — he Roos, zei ze in antwoord op haar verweer. Jij trekt af en toe een gezicht — of het niet allemaal voor jou is bestemd.
— Moet ik daarom vroolijk kijken ? Moet ik, na nou al veertien dagen aaneen, het mikpunt te zijn van dat clubje groote geesten......
— He — he Roos — niet zoo hoog-dravisj...... alsjeblieft, knorde Bram.
— Hoogdravisj — hoogdravisj I
De tweelingen herhaalden éérst de uitdrukking beurtelings, en schoten dan in een hoog gegichel, hetgeen Bram zoozeer bekoorde, dat hij er zijn bariton-lach aan toevoegde. En nu deed de oude heer ook mee, eerst met een verplicht kort lachje maar dan weldra, met die gezonde, diepe