— Dèt bedoel ik, zei Olifant, en stompte Don tot hartelijk afscheid gevoelig met zijn slurf tegen den schouder.
Vaarwel, tot over een Rapidolië-jaar.
Den volgenden morgen vertrokken de kinderen en de hond, na een hartelijk afscheid van vele dieren. De twee schapen, die den eersten dag met Manus hadden gestoeid en de bok met den belachelijken bakkebaard gingen een eind mee.
Manus scheen niet in te zien, dat hij schuld had aan het plotseling vertrek en haalde zijn gewone dwaasheden uit. Om de tien passen stond hij stil om den bok te omarmen en streek dan van ontroering over diens bakkebaarden. Den bok schoten daarbij de tranen in de oogen, echter meer van pijn, dan van verdriet om het afscheid.
Toen de schapen dat spelletje bemerkten, kwamen zij hem op hun wijze ter hulp. Ze eischten ook hun deel van de omarmingen op en drukten nu Manus beurtelings zoo stevig aan hun borst, dat hij bijna geen adem kon halen.
— Ik stik! riep hij eindelijk, laat los.
— Dat is van weemoed, zeiden de schapen tegelijk en namen hem nog eens teeder tusschen zich in. Maar toen zette de rakker het op een loopen en wierp zijn vrienden maar tot afscheid een serie kuspootjes toe. Dat was niet zoo benauwd en deed geen pijn.
Een nieuwe manier om te reizen.— Het loopen verveelt op den duur, zei Oerda in den namiddig. Weet je wat aardig zou zijn? Het moest gaan alsof we in den trein zitten en het land ons voorbijvliegt. Dan wordt men ook niet moe.
Ze zaten juist even en keken naar een vriendschappelijken wedstrijd tusschen twee duiven en een havik. Manus klom in een boom om de kampioenen aanmoedigende woorden toe te blaffen. Geen minuut later was die boom hun reeds honderd meter gepasseerd.
— De boomen loopen! riep Elly verrast.
— Nee, het landschap verplaatst zich, antwoordde Don. Gerda’s wensch is in vervulling gegaan.
En zoo het was ook. Het land schoof met vrij groote snelheid de kinderen voorbij en zij stonden dat wonderlijk panorama met gretige oogen aan te zien. Toen Manus eindelijk bemerkte, wat plaats vond en hij naar zijn vrienden toeholde, gleed hij voortdurend uit. Dat kwam, doordat de grond zich bewoog in een richting tegenovergesteld aan de zijne.
Grasvelden gleden voorbij, waarop koeien en kalveren graasden. Die behoorden niet tot het Vrede-Rijk, maar woonden apart, onder leiding van een koppigen
92