Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



jongens waren door koorden aan de mand gebonden, als aangespannen paarden. En nu trappelden ze van ongeduld, als veulens die zin in draven hebben.

Rapido keek tevreden naar zijn werk. Hij gaf iederen jongen een cigaret, schoot een zakpistool af en tegelijk brandden alle tien cigaretten. Maar op het zelfde oogenblik zonk het luchtschip met de jongens in den grond.

Wijs knikte goedkeurend.

—    Dat heb je knap gedaan, zei hij. Als ik over drie millioen eeuwen geen lust meer mocht hebben Tooverhoofdman te zijn, dan mag jij mijn plaats innemen.

Rapido maakte een buiging en stapte naar de plaats waar zijn luchtschip verdwenen was. Hij deed een diepen haal aan zijn cigaret en de mand rees weer, omringd door de tien leerlingen, die om het hardst rookten. Nu stond hij in de mand. Weer schoot hij zijn pistool af — het luchtschip verdween. Een ferme trek aan zijn cigaret, het stond er weer. Nu beschreef hij met zijn stok een cirkel in de lucht en blies dien vol rook.

—    Voorwaarts naar Holland! riep hij luid.

De leerlingen hieven tegelijkertijd eerst het rechter- en daarna het linkerbeen op en draafden schuin naar boven. Toen ze hooger dan den hoogsten boom waren, zetten ze koers naar het Westen.

Wijs stak een cacaoboontje in den mond en blies een vervaarlijke blauw-grijze wolk uit, die het luchtschip en zijn dragers onzichtbaar maakte. Daarna veranderde hij, voor afleiding, het oerwoud in een wandelpark met melkhuisjes en een muziektent.

Wy gelooven niet aan tooveren.

Dien zelfden zomermiddag speelden vacantie-kinderen in het Baarnsche Bosch, Don Quichotte. Er waren er wel vijftien, wier ouders gedurende de zomermaanden allen in den omtrek van Baarn woonden. De vijf meisjes onder hen stelden voorname „edelvrouwen” voor, die naar een verre stad reisden en onderweg door vier jongens werden aangevallen. Die wilden haar natuurlijk geen kwaad doen, maar zij speelden voor „roovers” en moesten trachten, de edelvrouwen haar geld en diamanten af te nemen. Van de overige zes jongens speelde één voor Don Quichotte, een ander voor Sancho Pancha en vier voor paard en ezeltje. De beide ruiters noemden elkaar Don en San en werden door hun vriendjes ook zoo genoemd.

Nu galoppeerden ze de roovers achterna, voorafgegaan door Manus, de hond van San, die de booswichten op het spoor was. Manus was in geen enkel opzicht een echte rashond. Hij was gevlekt als een bonte koe en had een staart als een slingeraap. Klimmen kon hij als een kat en zijn blaffen had meer weg van lachen, dan van echt hondengeluid.

Hoewel Manus wist, dat het spelletje maar een grap was, stelde hij zich verbazend ernstig aan en gedroeg zich, als was hij heusche roovers op het spoor. Hij rende zoo woest op de meisjes toe, dat het jongste, Marietje, schrok en begon te huilen. Toen hield Manus zich alsof dat de schuld der vier roovertjes was en besprong die nu zoo heftig, dat ze, de een na den ander, op den grond

8

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.