en strekte zich op den grond uit, maar voedselkanalen. De aarde zit vol eten voor ons en die boomen en struiken zijn er om het op te zuigen, voor ons gebruik. Daarom vult de aarde dadelijk eiken boom aan, waarvan gegeten is.
Hebt jullie lust in een zwempartijtje?
Nu, dat hadden ze. Holderdebolder draafden ze allen de boschjes door, heuvel op, heuvel af en sprongen een meer in. Zelfs katten waagden zich, ofschoon, kieskeurig als alle katten, alleen op reine en veilige plekjes.
Ze waagden zich echter niet diep, in tegenstelling tot de andere dieren, die raak plonsten alsof dat zoo hoorde.
Manus plaagde de katten door naast ze in het water te plonsen, dat de spatten haar in ooren en oogen vlogen. Maar toen hij verderop Elly en San gewaar werd, bij Don en Gerda, zwom hij naar zijn vrienden toe.
De Olifant en de Ezel.— Ik keer nooit weer naar Holland terug! jubelde Elly. Of, het moet dèèr net zoo grappig toegaan als hiér.
— Heb jij ook al met het opperhoofd kennis gemaakt? vroeg San aan Don.
— Nee, is er dan een? Ik dacht dat die Oude Leeuw zoo’n beetje de baas speelde.
— Er is een, maar hij heeft niet veel te doen, geloof ik. Een kolossal dier, dat tegelijk lijkt op een olifant en een kameel. Zijn voornaamste werk is, geloof ik, grappige spelletjes uit te denken om de dieren te ontwikkelen.
En een enkelen keer doet hij dienst als rechter, als dat noodig is.
— Zijn er hier dan nog misdadigers? vroeg Gerda, verwonderd.
— Nu niet, zei San. Toevallig vertelde mij een kolibrie dat de laatste misdadiger voor drie honderd jaar aan gewetenswroeging is overleden. Een ratelslang, die een nachtegaal had opgeslokt.
De Oude Leeuw hoorde hen babbelen en vroeg of ze met den hoofdman kennis wilden maken. Hij was een beetje op jaren en dartelde daarom niet meer met de jongeren mee.
Hij wees hun den weg naar de verblijfplaats van zijn opperhoofd; een groot rotshol. Er voor zagen de kinderen een grooten Olifant staan, met zeven kameelbulten op zijn rug, welke zijn groote wijsheid aanduidden. Zijn slurf leek zoo op het
86