Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



het opeens héél goed te begrijpen en daarom kroop hij weg achter een rots en gaf er geen acht op dat de dieren hem riepen.

Daar vond Oerda hem eindelijk, droevig ineen gedoken. Tot haar verbazing stonden zijn oogen vol tranen en keek hij haar smartelijk aan.

—    Hé, wat is er nu met joü? vroeg ze schertsend. Tranen in het Vrede-Rijk? Voel je je hier dan niet op je plaats, Manus? Ze hebben je toch niet geplaagd, wel, of hou je niet van onze nieuwe vrienden?

Manus wreef met zijn oorlap een denkbeeldig stofje uit zijn oog en schudde weemoedig het hoofd.

—    Juist, omdat ik van die kwibussen hou, hoewel ik niet weet waarom, moet ik om ze huilen. Ik wjst niet, dat ik zoo gevoelig was, vóór ik in dit ongeluksland kwam.

—    Moet je hier huilen, Manus? vroeg Oerda verwonderd.

—    Zou jij dan niet moeten huilen, als je in een vreemd menschenland kwam, waar de heele inventaris krankzinnig was? vroeg hij droevig.

Manus had dat woord eens toevallig opgevangen en gedacht dat men het

voor een droevige gebeurtenis moest gebruiken. Er zijn ook verstandige menschen die zulke fouten begaan.

Gerda was te geroerd door zijn verdriet, om te lachen om dat gekke woord. Ze zette zich naast Manus, nam hem op haar schoot en liefkoosde hem.

— Maar je vergist je, Manus, ze zijn heusch niét gek, troostte ze hem. Ze zijn veel wijzer en liever dan alle dieren die ik tot nu toe heb gezien — jou uitgezonderd, natuurlijk. Zij genieten en waardeeren het leven en verfoeien moord en wraakzucht. Is dat niet prachtig?

—    Maar dat zijn toch juist de bewijzen van hun krankzinnigheid, steunde Manus. Ik voor mij ben nooit erg op katten gesteld geweest, maar toch heb ik er hartzeer van hoe die muizen met hen omspringen. Waarom vreten ze die verwaande plaaggeesten niet op. zooals het echte katten betaamt?

—    Manus, Manus, meen je dat nu werkelijk? Had je nu heusch graag dat die arme diertjes werden gemarteld en opgegeten? Denk toch eens een oogenblik na, hoe vreeselijk dat voor zoo’n diertje moet zijn.

Zelfs het allerkleinste beest leeft graag en heeft recht op zijn deeltje zon en vreugde. En zoo klein kan het niet zijn of het voelt pijn, als je het iets aandoet. En stel je nu eens voor, als hier elk dier een ander ging opvreten, hoe verschrikkelijk veel pijn dan zou worden geleden. Dat mag toch niet, alleen om aan vraatzucht te voldoen.

Manus keek haar aan met gefronste wenkbrauwen.

—    En denk jij je nu eens in wat het voor die groote dieren moet zijn, zooveel levend en smakelijk voedsel om zich heen te zien en daarbij honger te lijden, antwoordde hij, op treurigen toon.

84

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.