organiseerde op staanden voet een blaffenden wedloop met hindernissen voor de honden en droeg de muziekbegeleiding aan een troep katten en een ratelslang op. Hij vond dat hem, na al die narigheid met Kubussen en’EllipsenJ en vooral na die ongevraagde vuur-loutering, wel een verzetje toekwam.
Innerlijk had hij er schik om dat de kinderen zoover achter bleven bij den wedloop. Tenminste, als die geweldige schreeuw-herrie zoo mocht genoemd worden. Want, daar zich minstens zooveel „hindernissen” als loopers hadden aangeboden, werd er meer gestruikeld en geschreeuwd dan geloopen. En nu en dan leek het dierenleger wel een levende berg, waar honderden pooten, koppen en staarten dooreenwoelden.
In het Vrede^Ryk der Dieren wordt niet gemoord.Toen er eindelijk werd gerust en de dieren, uit beleefdheid, Manus en de kinderen een poosje aan zichzelven overlieten, verviel Manus in peinzerij. En dra zat hij in zijn eentje te grinniken, hoewel hij er zorg voor droeg dat zijn nieuwe vrienden dat niet bemerkten.
Nadat hij namelijk groote pret had gehad mét hen, amuseerde hij zich nu óm hen. En als hond uit een land in Europa, had hij daar ook wel reden toe.
Vooreerst was de helderste herinnering, die hem omtrent den omgang van katten en muizen onderling te binnen schoot, die van bloedige vijandschap.
En hier liepen die kleine grijsjes niet alleen niet weg voor de poes, maar ze plaagden haar zelfs, zweefden aan haar snorren en reden paardje op haar rug.
Manus gunde de muizen geen kwaad, maar voor de katten vond hij zoo’n omgang erg belachelijk en vooral vernederend. Daar katten echter nooit zijn speciale vrienden waren geweest, kon hij er gerust om lachen.
Maar, bij nader beschouwing beschouwing bemerkte hij, dat géén der dieren een ander iets deed. De vliegen zaten genoegelijk in een vogelbekje te brommen en vogeltjes schenen bij voorkeur in een slangenbek te slapen. Een tijger speelde haasje over met een haas en een kip scheen een praatje over het weer te houden met een grooten regenworm.
Manus begreep er eerst niets van en werd er stil onder. En toen dacht hij
83