kwaad voortspruit. Trouw met Ellipsica en vertel haar vader, dat hij moet uitrusten van zijn veeljarig koningschap. Misschien laat hij dat dan goedschiks aan je over. Met vriendelijkheid bereik je meer dan met geweld.
Ellipsicatorus zong een deuntje en steeg op. Weldra zweefde hij heen, in de richting van zijn land.
De kinderen keken hem na.
— Tot ziens! klonk plotseling de Stem van den Toovenaar.
Ze keerden zich snel om, maar hij was reeds verdwenen. En, alsof ze dachten nü vrijer spel te hebben, drongen de Bromtollen zich steeds dichter om de kinderen heen.
— Hij praat véél, maar doet te weinig voor een Toovenaar, mopperde Manus. Waarom heeft hij dat span levenmakers niet meegenomen ?
De kinderen gaven hem er geen antwoord op en schreden voort. Eerst de beide jongens en achter hen de meisjes, die daardoor minder last van het gedwarrel der Bromtollen hadden. Achter haar stapte de hond, in zijn eentje mopperend. Ze gingen langzaam voorwaarts, daar de hitte hun bijna den adem benam en drukkend loom maakte.
Toch klaagden de kinderen niet, hoewel het aantal Bromtollen eerder scheen toé dan af te nemen. En het scheen die boosaardige dingen te hinderen dat ze de kinderen geen vrees konden aanjagen. Want, ze vergrootten voortdurend hun snelheid van draaien. En met elke omwenteling per seconde meer, maakten ze meer vonken, verhoogde hun hitte en werd de lucht onzuiverder.
Nu en dan slaakte Manus een verzuchting die de kinderen deed lachen, al was overigens hun toestand niet zoo prettig. En den enkelen keer dat Manus zijn opvoeding vergat en een ongepast woordje liet vallen, hielden zij zich maar net alsof ze niets hoorden. Want zij begrepen wel dat zijn toestand nog onaangenamer was dan de hunne, daar hij als hond den Toovenaar veel minder had begrepen dan zij.
Het werd gloeiend heet en menig oogenblik dacht elk der kinderen, dat zij zouden neervallen. Maar toegeven aan zwakheid vonden ze zóó laf, dat ze hun tanden op elkaar zetten en de handen tot vuisten knepen, om zich tot doorzetten te dwingen. Ja, zelfs die kleine Elly nam zich voor, liever te verbranden, dan het op te geven zoolang ze nog een druppel kracht in zich voelde.
Na een langen, langen tocht scheen het of zij in het midden van het Brandend Woud waren, waar alle Bromtollen tegelijk heenvlogen. Hier was een ondoorzichtige vuurlucht, die de kleeren van hun lijf afbrandde. Ja, het was zelfs of de vlammen, die hun lichaam omstreelden er dóór drongen en hun verzengden.
Nu dachten ze dat het eind van alles, ook van hun leven gekomen was. Maar toch aarzelden ze geen seconde en stapten voort. Tot ze zeker oogenblik tot hun verrassing bemerkten dat de hitte snel minderde, hoewel de vonken nog
75