een poging, zich van de volgzaamheid zijner nieuwe onderdanen te verzekeren.
— Een rechtgeaarde Roomgele Ellips, zong hij luid, vindt zichzelf zóó mooi, dat hij nóg gebogen, nóch beslijkt wil zijn.
Dat was een handige zet, want de meesten waren nog recht en rein. Hij kreeg daardoor de meerderheid aan zijn zijde en daarmee zweefde hij naar het dal terug. Nu liet hij Manus in een gevangenhok stoppen; doch daar dat, evenmin als de andere huizen, gesloten was, liep de hond er weer even gemakkelijk uit.
Hij zat juist op zijn gemak zijn vrienden te vertellen van zijn nieuwste avonturen, natuurlijk flink gejokt, toen Ellipsicatorus hoog opzweefde boven het dal. En daar hield de verraderlijke neef een langen toezang.
Hij zong dat koning Ellipsicus was afgezet, omdat hij zijn volk wilde laten buigen en in slijk wentelen, in plaats van recht en roomgeel door de lucht te zweven, zooals het Roomgele Ellipsen past. Tot straf zou hij, Ellipsicatorus, zijn oom Ellipsicus verbannen, naar het land der Groene Kubussen. Ellipsica moest zijn vrouw worden en de „Bevrijders” zouden tot dank voor hun hulp in Ellipsen worden veranderd. Indien dan bleek dat ze zuinig op hun kleur waren
en goed konden zweven, zou hij, koning Ellipsicus, hun als zijn kinderen aannemen.
— Ellipsenbedrieger! blafte Manus plotseling schel.
Ellipsicus schrok en viel. Toen hij op den grond lag, sprong Manus op hem en beet zijn ander, denkbeeldig, oor af.
— Laat hen gaan, Manus! riep Don en wees met zijn stokje naar den valschen koning, die bij dat gebaar grooter en breeder werd.
Dat bracht San op een idee. Evenals bij Aulipho teekende hij ook nu een vorm in de lucht en overeenvolgens daaraan richtte de Ellips zich in als zweeftuig. Er waren gemakkelijke stoeltjes in en zelfs een radio-toestel voor vérzien.
— Instijgen! riep Don, ik heb genoeg van die roomgele verveling.
— En ik, en ik! riepen de meisjes.
Ellipsicus en Ellipsica naderden hen buigend en zingend, maar Don wuifde onverschillig met de hand. Manus klom boven op het radio-toestel.
— Stijgen! riep Don.
Ze zweefden over het dal en later over het slootje heen. Manus wees triomphantelijk naar de Gebogenen en de Beslijkten. die nog steeds drongen en stompten om den voorrang.
Maar de kinderen hadden geen aandacht voor hen. Ze hielden hun stokjes tegen het radio-toestel en wat ze er door zagen, hield hun geheel bezig.