Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



Nu zweefden honderden Ellipsen tegelijk die richting uit en dat veroorzaakte een groote warboel in de lucht. Want de Gebogenen konden hun roer niet recht houden, maar deden net alsof zij dat buitelen erg deftig vonden. Voor de anderen was het echter vreeselijk onaangenaam, want of je nu mensch bent of Ellips, je vindt het nooit prettig als een ander je voortdurend aanbokst.

En dat deden de Gebogenen.

Manus sprong ruiter te paard op Ellipsicatorus en die moest hem tegen wil en dank meezweven naar het slootje, want hij wou er zelf ook graag heen. Manus had weldra het gevoel alsof de hemel op aarde was gedaald, want zóó een gezellige ruzie als hij nu waarnam, had hij nog nooit meegemaakt.

De groote twistvraag was namelijk, of de Beslijkten zich eerst mochten reinwasschen of dat de Gebogenen zich het eerst in het slijk mochten wentelen. En dat verschil werd met veel stompen behandeld.

De valsche Ellipsicatorus.

Manus volgde zijn oude taktiek en zei aan elke Ellips afzonderlijk dat z ij het eerst mocht gaan. Waarop natuurlijk groot gedrang ontstond. De hond sprong boven op een stapeltje Ellipsen en zwaaide met zijn voorpoot, als een dirigent die een orkest leidt. En elke Ellips, die een andere opzij drong of een in het slootje onderdompelde, knikte hij goedkeurend toe, zoodat het in korten tijd met Ellipsen overvuld was.

Neef Ellipsicatorus, die eerst nog geloofde dat Manus het goed met de Ellipsen voor had, zag nu het tegendeel er van in. En daar men in Ellipsland niet wist wat grappenmaken was, veronderstelde hij dat Manus booze bedoelingen had. Ja, hij zag hem zelfs voor een vermomde Kubus aan, die het Ellipsenvolk in het ongeluk wou storten.

Of hij dèt nu wel degelijk geloofde, was niet te bepalen, maar hij zong die beschuldiging op slag tegen een aantal ontevredenen. Nu zijn er altijd en onder elk volk ontevredenen genoeg te vinden, zelfs als het niet om een modderig slootje gaat, waar allen niet tegelijk kunnen bijkomen. Hoewel, hiér was de ontevredenheid hoofdzakelijk ddérom.

Nu bleek het dat Ellipsicatorus een slimme rakker was. Met zijn beschadigde, schorre stem zong hij zoo luid mogelijk dat hij ergens een sloot wist, wel tien maal zoo groot als deze en met véél zwarter modder gevuld. Maar, die er van profiteeren wou, moest hem eerst tot koning uitzingen.

Nu, ddt was voor de Roomgelen een klein kunstje, want zingen deden ze tóch. En toen Ellipsicatorus koning was, liet hij Manus zoodanig door zijn onderdanen omzwermen, dat hij er niet meer kon uitkomen. Daarna deed hij

67

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.