Rapido hem had opgedragen, zich speciaal met het wel en wee der Ellipsen bezig te houden.
Hij rende van de eene Ellips naar de andere en gaf elkeen een ènderen raad. Niets scheen hem zoo prettig toe, als de wanorde en de opgewondenheid zooveel
mogelijk te vergrooten.
— Dat wordt een leelijk geval voor ons, zei San.
— Dat dunkt mij ook, zei Gerda. Als ze Don Ellips willen maken, zijn we van den Kubieken regen in den Ellipsitorischen drup gekomen.
Toen Ellipsicatorus hun bezwaren hoorde, keek hij plotseling zoo valsch, dat het leek of hij grijnslachte. En trots zijn verwonding zweefde hij naar buiten om de Ellipsen toe te zingen. — Lieve mede-Ellipsen, zei hij, ons volk kan eerst dèn groot en gelukkig worden, als onze vreemde gasten ook Ellipsen zijn en hun aanvoerder onze koning is.
De Ellipsen, die geloofden dat hij het oprecht meende, riepen:
— Bravo, dat is een idee. Leve Don! Hij moet Ellipsidonicus de Eerste worden.
Manus vond dat een kolossale eer voor Don en ging hem aanstonds het
nieuwtje vertellen.
— Wel, pochte hij, ben ik een kraan van een hond of niet? Nu laat ik je weer tot koning uitzingen. Als een van jullie bijgeval nog andere wenschen heeft, kom dan maar gerust bij mij.
— Ik geloof inderdaad dat we jou veel last te danken hebben, vriendje, zei San, ernstig.
Manus bemerkte nu tot zijn verbazing dat Don liever Hollandsche jongen bleef dan koning te worden van Ellipsenland. Bij nader inzien moest hij hem echter schoon gelijk geven. Hém stond namelijk dat eeuwige gezang en die roomgele reinheid ook geducht tegen.
— Nu, dan ga ik je koningschap meer weer afbestellen, zei hij grootdoenerig, alsof niemand anders dan hij de lakens uitdeelde.
En met een vaartje was hij onder de Ellipsen, sprong boven op neef Ellipsicatorus en riep dat Don van het koningschap afzag. Maar zijn mededeeling kwam te laat. De mogelijkheid, hond of mensch te worden, had de Ellipsen reeds zoo ijdel gemaakt, dat zij van geen verandering meer wilden weten.
Manus bedacht nu een list om hen uit Don’s nabijheid te lokken. Hij maakte den Gebogenen wijs dat hij zich had vergist en dat zij zich met slijk moesten besmeuren, wilden ze hond worden. En de Beslijkten fluisterde hij net het tegenovergestelde in.
Nu zweefden alle Ellipsen in één haast naar het slootje, om zich van slijk te ontdoen of zich er mee te besmeuren. En de Ellipsen, die nog recht en rein waren, smeekten Manus, hun toch de echte waarheid te vertellen. En die zeide hij weer, dat ze gebogen én beslijkt moesten zijn. Dat zou hij aan het slootje wel in orde maken, beloofde hij.
66