Toen de Kubussen aan den voet van den berg kwamen, scheen hun kracht zich te vertienvoudigen. Daverend sprongen ze tegen de steile hoogten op, onder een geknars dat haast overeenkomst had met wilde dierengekrijsch. En het werd beantwoord door angstig en klagend gehuil.
— Ze huilen uit angst voor mij, pochte Manus.
— Verbeeld je maar niets, deugniet! riep Don hem toe. Dat geluid komt van de andere zijde van den berg.
De vier Kubussen met de kinderen bereikten het eerst den top.
Verpletterende nederlaag der Kubussen-Armee.— A-ha! riepen de kinderen bewonderend uit.
Achter de bergen lag een vallei uit een sprookje. Zij sloten even de oogen en openden ze toen weer. Ja, de vallei lag er nog.
Ze was roomgeel van tint en blonk in de zon als gepolijst geel koper. Blanke, hooge boomen, elk met drie korte roomgele takken zonder bladeren, wiegden muzikaal heen en weer, op de maat van een zoel westenwindje. En in de verte lijnde de vallei tegen een oneindig groot villapark aan, dat schitterde alsof het zooeven roomgeel was gelakt.
In de lucht zweefde een leger van Roomgele Ellipsen, afwisselend in grootte van een tot twee meter. Ze waren half zoo dik als ze lang waren. En verder weg lagen en rolden er nog eens zooveel op de grond, die te lui of te bang schenen om het leger der Groene Kubussen onder de oogen te komen.
Want dat ze allemaal bang waren, bleek duidelijk uit hun angstig klaaggeluid waarmede ze op het knarsen der Kubussen antwoordden.
Don richtte zich overeind op zijn Kubus. Hij had onderweg een zinnetje ingestudeerd en zegde dat nu op, door zijn tooverstokje. Zijn stem schalde over de gansche vallei.
— Roomgele Ellipsen, klaagt en vreest niet. Wij, kinderen van het vrije Holland zijn gekomen om U van de dwinglandij der Groene Kubussen te verlossen.
— Hoera! blafte Manus, maar San beduidde hem dat hij ernstig moest blijven. Don’s woorden stelden de Ellipsen eenigszins gerust, want hun klagen verminderde merkbaar. Maar de Kubussen, die niet gewoon waren dat Ellipsen zwegen, vielen ze direct met woede aan, daar ze een krijgslist vermoedden.
— Zweef! commandeerde Don plots en schreef met zijn stokje een wijden cirkel in de lucht. Nu konden de Kubussen niet meer springen of dalen en bleven zij op de hoogte zweven die Don had aangewezen. En in plaats de Ellipsen te vernietigen, moesten ze ervaren dat deze hen uitlachten, om hun hulpelooze houding.
Cl