— Het schijnt dat ze ons vannacht willen beschermen, fluisterde Oerda. Ik heb reuzeslaap.
— Jullie kunt allen gerust slapen, zei Don. Ik hou de wacht.
— Ik ook, zei San.
Het dal was nu spookachtig verlicht door den weerschijn der Maan op de groene aarde. En de Kubussen die, trots den donker, sprongen en huppelden, leken wel kubieke, lichtuitstra-Iende spoken.
Plotseling drong vreeselijk rumoer tot de twee wachtende jongens door.
Ze keken over de verschansing heen en bemerkten dat honderden nieuwe Kubussen van af de andere zijde het dal binnen stormden. En wel, onder een oorverscheurend geknars dat twist of gejuich scheen te beduiden.
— Nu zal je het hebben, fluisterde Don. We moeten oppassen. Hij had het nauwelijks gezegd, toen een massa Kubussen in gesloten gelederen op hun verschansing aanrukte. Doch ze hadden haar nog niet bereikt, of de genezen Kubussen sprongen op en wierpen de aanvallers terug.
Heb ik het niet voorspeld ? zei Don met voldoening. Onze genezen Kubussen beschermen ons.
Het bleek dat hij gelijk had en de pleeg-Kubussen weerden zich dan ook geducht. Herhaaldelijk sprong de verschansing tegelijk omhoog en vooruit en wierp zich op de nieuwelingen. De vrienden der kinderen waren wel in de minderheid, maar zij waren grooter en blijkbaar dapperder.
Ze sprongen hooger dan de nieuwelingen en vochten onversaagder. Doch ze leden geen verliezen, terwijl velen der anderen zich op hen stuk stieten.
Eindelijk schenen de bestormers hun pogingen op te geven. De grond rondom de verschansing was dan ook overdekt met in tweeën gevallen en minder beschadigde Kubussen, die
luid knarsten en veel gas verloren.
De aanvallen hielden op en de belegeraars trokken terug. Ze voegden zich bij honderden anderen, die
midden in het dal een hoogen toren bouwden. Op zijn top plaatste zich een Kubus
van groote afmetingen en die knarste zóó doordringend, dat d« meisjes er
wakker van werden.
— Wat gebeurt er? vroeg Oerda.
San vertelde haar de mislukte bestorming.
VI