zoo verzwakt was, dat hij zich niet bewegen kon. Don wreef, met pijnlijk gezicht, een grooten buil op zijn voorhoofd.
— Laat eens zien, Don, zei Gerda, bezorgd als een klein moedertje. Ja, het is een leelijk ding, maar je mag er toch niet om bij de pakken blijven zitten. Jij bent immers onze kapitein, dus jij moet je beter tegen alles verzetten dan wij.
Don glimlachte pijnlijk, maar stond toch op. Die Gerda was toch maar een flink en lief meisje, dacht hij. Hij riep San en Elly toe en weldra zaten [ze te samen te overleggen.
— We zijn gevangen, zei Don.
— In een muizenval, vulde San aan. Zie maar eens. Hij wees naar troepen Kubussen, die zich tot een muur opstapelden. Maar Don haalde de schouders op.
— Die Kubussen hun metselkunst raakt mijn koude kleeren niet, zei hij. Maar ze zijn zoo talrijk en nog erger, ze houden er een soort van verstand op na. Als ze willen, kunnen ze ons in vijf minuten tijd dooden.
— En ik denk nu juist, dat ze het niét willen doen, anders hadden ze het direct wel gedaan, zei Gerda opgewekt. Kom, moet een meisje jongens opbeuren ?
Laat ons wat gaan omwandelen.
Ze wandelden het dal door, maar zorgden er voor op geen der kleine Kubusjes, die overal verspreid lagen, te trappen. Ze hadden inmiddels reeds gemerkt dat het knarsen, hetwelk ze soms hoorden, een soort Kubustaaltje was, waardoor ze elkaar mededeelingen konden doen.
Het eerste wat de kinderen nu opviel was de wijze van afbreken, door de Kubussen. Een langwerpig vierkant huis was pas voltooid of de onderste rij Kubussen schoof er onder uit. Dadelijk vielen de muren in. De meeste vingen onmiddellijk aan zich ergens anders op te stapelen, maar eenigen, die door den val waren beschadigd, bleven knarsend liggen.
— Een ongelukje waarschijnlijk, zei Gerda.
— Dat kan niet anders dan opzet zijn, vond San.
— Dat is het ook. Kijk maar, zei Don.
Op dat oogenblik huppelden de onderste lagen onder een toren weg, die nu met donderend geraas instortte.
— Nu zou ik ook zeggen, dat ze het zoo bedoelen, zei Gerda.
— Wel, dat is waarschijnlijk hun leven, sprak Don ernstig. Bouwen en vernielen en weer bouwen. Daarom doen ze het zoo snel en practisch mogelijk.
— Stel je voor, dat zoo’n grap midden op den Dam werd vertoond, zei San lachend.
Ze wandelden verder en keken belangstellend naar twee torens, die schuin naar elkander toe werden opgestapeld. Gerda bleef staan, bij de beschadigde Kubussen en riep de jongens bij zich.
— Ruik je wel wat een onaangename gaslucht ze afgeven? zei ze.
54