de boot liepen. Een blik achter hem overtuigde Don, dat de Kubussen hen insloten, onder knarsend gejuich.
Overrompeld door de Groene Kubussen.— Ze lachen ons uit, zei San. Je zou zeggen, dat die Kubussen verstand hebben.
— Had ik maar mijn stokje, mompelde Don. Dan____
Meer kon hij niet zeggen. Een groote Kubus stoof tegen zijn beenen aan, deed hem struikelen en ving hem op een vlak op. Direct daarna huppelde hij met den jongen omhoog en snelde zoo voort. Andere Kubussen vielen op gelijke wijze San en de meisjes aan.
Manus rende woedend op den Kubus, die San op den grond wierp, toe, met het doel hem de keel af te bijten. Maar zooiets had hij niet. Hij was overal even glad en vierkant, behalve aan de kanten en daaraan bezeerde Manus zich-De Kubus gaf hem een kopstoot en huppelde toen met San voort.
Manus toonde nu, dat hij geen laf hondje was. Keer op keer viel hij een anderen Kubus aan, maar daar zijn tanden geen houvast konden krijgen, stieten zij hem gemakkelijk terug. Eindelijk zag hij er een, dien hij met den bek omspannen kon. Hij zette er met kracht de tanden in en beet hem middendoor. Toen spoot er gas uit, dat den hond bedwelmde. Hij viel neer en bleef alleen achter, daar de andere Kubussen hun kameraden, die met de kinderen wegsprongen, volgden.
In razende vaart huppelden de Kubussen met de twee jongens en de twee meisjes voort. Eerst over vlak land, dan over heuvels en door dalen. De anderen huppelden en dansten om hen heen en het scheen, dat zij zich verheugden om de kinderroof, zulke dolle buitelingen maakten zij in de lucht.
Hier en daar ging het voorbij Kubussen, die in de zon stonden te luieren, of langs een tweetal, dat een oneenigheid uitvocht. Die sprongen onophoudelijk tegen elkaar op, met het doel eikaars scherpe kanten af te slaan. Gelukte dat, dan viel de getroffene kreunend-knarsend op den grond, terwijl uit de beschadigde beschadigde plaats onaangenaam riekend gas ontsnapte.
Maar verreweg de meesten, die het Kubussenleger passeerde, buitelden het achterna, of ze ook luierden of vochten. Zelfs de beschadigde Kubussen, die door gasverlies niet meer huppelen en springen konden, kantelden de anderen achterop, om den zeldzamen prooi te bekijken.
Elly en Gerda waren direct van schrik buiten bewustzijn geraakt en wisten niets af van hun zonderlingen buiteltocht. Don had bij den val zijn hoofd bezeerd en dat deed zoozeer pijn, dat hij aan niets denken kon. Maar San was zoo klaar als een klontje en wist volkomen wat er met hem plaats vond, al scheen hem dat ook alles behalve prettig.
52