— Het lijken wel paddestoelen, zei Qerda. Zij bukte en raakte een plantje met driekantig dekseltje aan.
— Au! riep ze dan en trok snel haar hand terug.
— Bijt de paddestoel! vroeg San spottend.
— Nee, hij trilt zoo raar.
Don en San grepen nu ook naar een plantje. Manus, nieuwsgierig als altijd, duwde zijn neus tegen een aan, dat nog al groot was.
De jongens voelden nu dat de plantjes trilden.
— Electrisch! riepen ze tegelijk. Manus stoof, geschrokken, achteruit en viel daarop het plantje verwoed aan. Nu kreeg hij zulk een geduchten schok, dat hij het van angst uitschreeuwde en in wijden boog rondrende.
De kinderen betastten nog andere planten, doch allen trilden.
— Het is vreemd, zei Don. Ik heb nog nooit van electrische paddestoelen gehoord. We moesten het hier maar Electraland noemen, want ik veronderstel dat het nog geen naam heeft.
— Rapidolië, zei Elly.
— Zoo heet het werelddeel. Maar als het grensland al van die rare plantjes heeft, kunnen we in het binnenland zéker op vreemde dingen rekenen. En nu op marsch, jongens.
— Ik heb eigenlijk meer lust in een klimpartijtje, zei San. Ik moet toch ook eens weer wat spieroefening hebben.
— Ik ook, antwoordde Don. Maar de meisjes hebben er denkelijk geen lust in.
— Wij wachten wel een kwartiertje, zei Oerda.
San sloeg zijn armen om een boom, maar gleed tot zijn verbazing vanzelf naar boven, tot aan de onderste takken. Don vond dat grappig en deed direct het kunstje na.
Manus, die een beetje van den schrik was bekomen, stond hem uit te grlnneken, maar de meisjes keken haar oogen uit van verbazing.
— Als dat zoo gemakkelijk gaat, dan heb ik er óók wel lust in, zei Oerda. Willen we het eens probeeren, Elly? En nauwelijks hadden ze ieder een stam omvat, of ze gleden netjes naar boven, zonder dat er een scheurtje in haar jurk kwam.
Nu zaten ze ieder in een aparten boom. Toen de jongens probeerden hooger te klimmen, werden ze door afstootkracht van tak op tak gewipt. Zoodoende sprongen ze licht en vlug als apen door hun boom.
— Ik probeer in Oerda’s boom te springen, zei Don. Hij bukte zich voor den sprong en ja, hoep, daar wipte de tak hem in den anderen boom. San volgde hem en nu riepen ze Elly toe, dat ze bij hen zou komen, Maar zij durfde den sprong niet te doen en toen wipten de jongens en Oerda bij haar over.
— We moesten het hier maar Boomenland noemen, zei Oerda. Die naam vind ik erg geschikt voor zoo’n grappig bosch.
39