— Land in zicht! riep San verheugd. Echt land.
Een onafzienbaar land in bonte kleuren doemde nu aan den horizon op. Zij zagen gele, tango, roode, blauwe en groene velden.
— Elly, dat is nu nét een land voor jou, schertste Don. Hiér kan je nu naar hartelust aardrijkskunde studeeren.
— Maar wélk land zou het zijn? vroeg Oerda peinzend.
Het schip voer er rechtstreeks op aan, steeds langzamer.
Aankomst in Rapidolië.Bijna boven het land aangekomen, begon het Tooverschip te trillen. Het hing nu een oogenblik stil in de lucht en werd daarna plotseling terug getrokken. Vervolgens ging het met schokken beurtelings vóór en dchteruit.
— Wat is dat vreemd, zei Oerda. Er trekt iets in mijn rug. En nu trekt het van voren óók.
De anderen voelden het nu ook. Manus, die lichter was, werd in het schip heen en weer geslingerd, als kon hij niet meer stil staan.
— Dit land kan onmogelijk bij de aarde behooren, zei Don. We zijn het Poolgebied gepasseerd en op geen één kaart staat hiér land aangegeven.
— Amerika, zei Elly.
— Ónmogelijk, antwoordde San, zóóver zijn we nog lang niet. En dan, zoo’n warm klimaat, is in Noord-Amerika onbestaanbaar. Er steeg van het land een aangename warmte op.
— Je hebt gelijk. Stel je voor zoo’n warmte in Groenland, zei Don. Nu, vooruit 1 riep hij luid.
Het tooverschip ging een ietsje vooruit maar werd aanstonds weer teruggetrokken.
— Nu weet ik het, zei San. De aantrekkingskracht van de aarde. Ze licht achter ons en wil ons vasthouden.
— En wat is het dan wat ons vooruit trekt? vroeg Oerda.
— D&t moet dan de aantrekkingskracht van een andere wereld zijn, zei Don.
— Misschien van een losgeraakt deel van onze aarde.
— Stel je voor! riep Elly verbaasd. Een zesde werelddeel?
— Ja waarom niet ?
Daar rees op het land een hooge gestalte op, wel honderd meter hoog. Ze bewoog beide handen in de richting van het Tooverschip, alsof ze een touw binnenhaalde.
— Hoera, onze Toovenaarl juichte Don en allen juichten mee.
— Hoera! Leve onze Toovenaar!
Rapido lachte hun vriendelijk toe. Nu wees hij met beide duimen naar de grond en direct kwam het tooverschip neer. Toen het op den grond stond, sprongen de tien Tooverleerlingen uit de lucht te voorschijn en strekten vragend de hand naar Rapido uit. Hij gaf hun ieder een sigaret en schoot zijn pistool af.
Een korte, doffe knal. De kinderen en de hond stonden op den grond en het Tooverschip was verdwenen. Rapido, nu een man van gewone grootte, zat met zijn rug tegen een eenzamen boom aan. Hij rookte een sigaret en had
ST