Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



Op het oogenblik dat het schip den grond raakte, verrezen tien jonge Toovenaars uit den grond, allen met een brandende cigaret in den mond. De beren weken eerbiedig terug. En plotseling stapte de Toovenaar zelf uit het wel vijf meter hooge schip; hij droeg een tak met groene bladeren er aan in de hand.

beren buitelden weer terug en wuifden delijk toe.

De berenkoning trad naderbij, maakte hoffelijk den poot tot uitstappen.

De Toovenaar zwaaide zijn tak drie maal boven zijn hoofd en aanstonds gingen de beren op hun kop staan, de achterpooten naar boven gericht. De Toovenaar lachte de kinderen vriendelijk en aanmoedigend toe.

— Nu zijn ze voor drie uren tam, zei hij. Stap maar gerust uit.

— Hoera! Leve onze Toovenaar! riep Don verheugd. En de andere kinderen jubelden even luid mee.

Een schot klonk; Toovenaar en tooverleerlingen waren verdwenen. De de kinderen met een voorpoot vriende-

een deftige buiging en reikte Gerda

Hoe vriéndelijk betooverde Ijsberen zijn.

Gerda stapte moedig uit het Tooverschip en de anderen volgden haar. Nu de Toovenaar de dieren had getemd, waren zij niet bang meer, al was hijzelf weer verdwenen. Alleen Manus bibberde een beetje en drong dicht tegen San aan. Hij dacht eraan hoe hij, vanuit het schip, zijn vijand had uitgelachen en gescholden en vreesde dat die nu wraak zou nemen. Maar de beer was veel te gelukkig om daaraan nog te denken. Hij besnuffelde Manus vriendschappelijk en brulde zachtjes allerlei dwaze, lieve woordjes tegen hem.

De berenkoning noodigde Gerda uit op zijn rug te gaan zitten en tot haar verbazing verstond zij hem. Ze keerde zich om en bemerkte dat de jongens en Elly ook met beren stonden te babbelen.

—    Versta jij hen óók? vroeg ze haar.

—    Ja, maar die oude stottert een beetje. Ik geloof dat hij verlegen is, of hij houdt zich maar zoo.

Weldra zaten ze alle vier en toen ging het in galop, een berg op. De koning met Gerda vooruit. Manus zat op den rug van zijn vroegeren vijand en trok hem, schijnbaar uit plagerij, aan de ooren. Maar de lobbes liet het zoo gaan. Plotseling liet de hond zich vallen en rolde hij een paar meter naar omlaag. De beer stond stil en keek verschrikt achter zich. Hij stiet een gebrul uit, van angst om zijn vriend. Doch Manus had maar gekheid gemaakt en wipte weer met twee sprongen, onder een schaterlach, op zijn beer. Die vlugheid verwierf hem luiden bijval der jonge beren, die in hem nu een plaaggenoot zagen.

32

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.