Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



Hoe de Kinderen den veroordeelden Ijsbeer het leven redden.

—    We hebben vooreerst een sterk koord noodig, zei Don, nogal luid.

Zooals hij verwachtte, voelde hij aanstonds een koord in zijn hand. Nu liet

hij het zakken in de richting van den hangenden beer. Toen de andere beren dat zagen, hielden ze van verbazing op met rumoer maken. En ze vroegen elkaar fluisterend, wat dat vreemde ding wel te beduiden kon hebben.

Het touw met de lus zakte al lager, tot dicht bij den gehangene. Het Toover-schip dreef wat vooruit; Don laveerde voorzichtig met het touw. Eindelijk hing de strop vlak onder den beer. Een ruk en ze zat vast om zijn lijf.

—    Allen tegelijk! riep Don.

Hetzelfde oogenblik stiet de koning een dof gebrul uit. Alle beren wierpen zich plotseling op de levende pyramide en grepen den gehangen beer vast; sommigen bij een poot, anderen aan een oor, een aan zijn neus. De acht beren, die de stelling vormden, tuimelden door den schok omver. Nu hing de beer een paar meter boven den grond en aan zijn lijf en ledematen hingen wel tien anderen.

Thans brulde hij zoo sterk van pijn, dat zijn geluid scheuren in de ijsbergen veroorzaakte en er groote blokken naar omlaag vielen. Berenwoningen stortten in en hun huisraad van ijs viel naar buiten.

Voor de eerste maal gehoorzaamde het Tooverschip niet.

—    Ze zijn te zwaar voor ons schip, zuchtte Don. Nu kunnen we niet meer van de plaats weg. Ze scheuren met hen allen dien beer uit elkaar.

—    Het touw loslaten, raadde San.

—    Dan vermoorden ze hem misschien, antwoordde Don.

—    We kunnen dien armen beer toch niet aan zijn lot overlaten, zei Elly, met tranen in de oogen.

—    Natuurlijk niet! riep Don. Maar het touw wordt zoo zwaar.

Intusschen werd het brullen van den beer al vreeselijker.

—    Een beetje zakken, tot hij op den grond staat, kommandeerde Don. Dan hangen ze tenminste niet meer aan hem.

Het Tooverschip daalde, tot de beren grond onder de pooten hadden. Nu lieten zij één voor één den gehangene los en toen brulde die wat minder luid.

—    Wat gaat het ons eigenlijk aan of ze hem een beetje bijten, mopperde Manus. Denk jelui misschien, dat hij mij zoo poeslief zou behandeld hebben, als hij me had gekregen?

—    Foei, Manus, zei Oerda bestraffend, nu laat je weer echt zien, dat je nog maar een dier bent. Als je een mensch was, zou je weten, dat het plicht is, de pijn van een ander te verlichten. Dèt is nu het verschil tusschen menschen en dieren.

29

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.