buiging en vielen dan in zee. Telkens, wanneer hij boven een wereldstad voer, heesch men de witte vlag op het stadhuis en gaf de regeering zich per scheepsroeper over. Er was evenwel zooveel lekkers aan boord en zoo’n geschikt voetbalveld, dat hij zijn schip niet verlaten wou.
San droomde dat het tooverschip in zee viel en door een walvisch op sleeptouw genomen werd. Plotseling werden ze door een troep zeepaarden omringd, die hun vertelden dat een leger van duizend haaien op komst was. Hij, Don, Gerda en Elly stapten nu ieder op een zeepaard en renden in woesten galop door den Oceaan. Het was een vlucht op leven en dood, want de haaien hadden geducht honger. Ze achtervolgden hen om de geheele wereld. Toen de kinderen echter hun paarden het Suez-kanaal hadden ingestuurd, werden de sluizen vlak voor de haaien gesloten.
Gerda droomde dat het tooverschip aan een eiland kwam dat uitsluitend uit kaas bestond. Zij had geducht honger, maar telkens als ze een stukje grond of boom of iets anders wou eten, tikte een lange juffrouw met een bril haar op de vingers. Eindelijk beloofde die haar dat ze eten mocht, als ze twee honderd duizend strafregels af had. Ze moest schrijven: „Ik mag geen kaas stelen”. En of ze nu al schreide en beloofde dat ze de kaas tienvoudig vergoeden wou, het hielp haar niets. Ze moest de strafregels schrijven. En nu was het allerergste dat, zoodra ze er tien afhad, de eerste negen van zelf uitgingen. Het was een vreeselijk vermoeiende straf.
Elly droomde dat ze aardrijkskundeles had en alle landen en hoofdplaatsen
van Europa achterste voren moest opzeggen. Er kwamen nu plaatsnamen die ze onmogelijk kon uitspreken en zoodra ze even aarzelde, liepen de kleuren op de landkaart door elkaar, om haar nog meer in de war te brengen.
Manus droomde van een land waar niets dan varkenskluiven groeide en alle honden zwakker en kleiner waren dan hij. Het leven was er een ware lust, want hij kon er eten en vechten zooveel hij wou.
Het Grensbord der bewoonde Wereld.Door een schok rolden plotseling de slapers door elkaar. Uit, waren de droomen. Alleen Manus kon er nog niet goed van afstappen en blafte geweldig tegen het verdwenen varkenskluivenland. Hij dacht er op dat oogenblik niet aan dat hij menschentaal kon spreken. Maar dat was eigenlijk heel goed, want in zijn woede zou hij misschien een zeer leelijk taaltje hebben gesproken.
Don herinnerde zich vrij snel, waar hij was en Manus’ blaffen maakte ook San dra goed wakker. Elly en Gerda kwamen overeind zitten, wreven haar
22