Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Titel
Naar Rapidolië het zesde werelddeel

Jaar
1927

Pagina's
134



De kinderen konden zelfs geen hand voor oogen zien. Met groote snelheid vloog het Tooverschip tusschen twee vliegmachines door, zonder te worden opgemerkt.

— Waar dat drommelsch luchtschip toch mag gebleven zijn, hoorden de jongens iemand mopperen.

Manus genoot zoozeer van de poets die zij bakten, dat hij lachend achterover rolde.

Tooverdroomen.

Na een poos was de wolk weer opgetrokken. Nu was niets dan lucht en water te zien. Don commandeerde het Tooverschip iets te dalen, in de verwachting, dat de eilanden Tessel, Vlieland en Terschelling zouden zichtbaar worden. Echter was nergens land te bespeuren.

—    Waar zijn wij? vroeg Oerda. Vind jullie ook, dat het donkerder wordt?

Don knikte zwijgend, tuurde oplettend door zijn stokje.

—    Denemarken, ontsnapte dan aan zijn mond.

De anderen speurden nu ook land.

—    Ónmogelijk! riep Elly, op beslisten toon.

—    Waarom onmogelijk? vroeg San.

—    Dat kan een klein kind zien. De grond heeft een donkere tint, is misschien rood of bruin en Denemarken staat op de kaart met gele kleur aangeduid. Dit is de kleur van den Hollandschen grond.

—    Hoe kom je er bij, de kleuren op de landkaart als bewijzen te noemen, zei Gerda. Zij lachte, omdat de jongens haar toeknikten en toen lachte Elly ook, om haar domheid. Maar recht duidelijk was het haar nog niet.

Met het vallen der duisternis kwam etenstrek op en bij gebrek aan een maaltijd beten de vier vrienden op hun stokje. Tot hun verbazing was het hun precies of ze aten en na tien minuten waren ze volkomen verzadigd. Manus schudde zijn kop om die dwaasheid en hield zich liever met zijn kluif bezig. Deze scheen gedurende het liggen aan te groeien, want ze was eerder grooter dan kleiner geworden.

—    Noorwegen! riep Don. Voor we aan Christiania zijn is het pikdonker.

—    Ik heb slaap, zei Gerda en strekte zich gemakkelijk in de mand uit. Elly legde zich naast haar neer en San kroop met Manus in een hoek. Don praatte zichzelven in dat hij als kapitein de wacht moest houden, maar geen kwartier later hurkte ook hij neer.

—    Als we maar een deken hadden, zou het hier vannacht wel zijn uit te houden. Komaan, beddegoed, zei hij luid.

Hij geloofde niet dat het Tooverschip ook didrvoor zorgen kon, maar wou den proef wagen. Weldra voelde hij een wolachtige massa in de mand dringen en hem geheel omwikkelen.

—    Lekker warm, mompelden de meisjes. Toen sliepen allen in.

Don droomde nu dat hij kapitein was op een luchtschip, dat zoo groot was als de provincie Noord-Holland en wel tienduizend mannen en vrouwen aan bemanning had. Het werd voortdurend door vijanden aangevallen en beschoten. Zoodra hij echter op dek kwam, maakten de vreemde luchtschepen een diepe

21

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.