Elk der kinderen voelde zijn oogen vochtig worden.
Toen zei Gerda zacht en bedroefd:
— Die arme Manus heeft heimwee. Hij verlangt naar huis.
En haar vriendjes knikten instemmend.
Thuiskomst.De kinderen ontwaakten door muziek. Ze zagen echter geen musici, maar door den koepel schoten veelkleurige stralen in het Kinderpaleis. Ze dachten echter te veel aan hetgeen ze den vorigen dag, door het Oog van Rapidolië, hadden gezien, om van de melodie te kunnen genieten.
— Waar is Manus? vroeg San plotseling.
Ze keken verrast om zich heen en zagen hem niet. Spoedig kwam hij echter binnen, gevolgd door den Grijsaard.
— Gisteren hebt jullie gewenscht thuis te zijn, zei hij, na^vriendelijken groet en dus moet jullie vertrekken.
Hij streelde zijn baard en aanstonds veranderde hij.
— Rapido! riepen de kinderen verheugd.
— Ja, ik ben het. Over drie Rapidolië-minuten ben je weer in Amsterdam.
— Mogen we nooit weer hier komen? vroeg Gerda bedrukt.
— Misschien, antwoordde Rapido. Als Wijs mij weer eens vergunt eenige kinderen naar dit werelddeel te brengen, wil ik wel het eerst aan jullie denken.
Wat jullie in deze Stad hebt gezien, is nog slechts een onderdeel er van. In haar geheel herbergt ze het Geluk der Menschheid. Daarom moeten niet slechts jullie, maar alle kinderen er naar streven, de stad der Wijsheid te zien, om te leeren hoe het Geluk te bereiken is.
— Kunt U ons niet leeren, hoe men dat kan? vroeg Don, schuchter.
— Het Geluk kan men verdienen door steeds het Goede te willen, dat is de Wijsheid. En door de Domheid te bestrijden, want daarin schuilt de Boosheid.
Onthoudt dit spreekwoord, tot jullie verstand genoeg gerijpt is om het te begrijpen:
Eer verdwijnt een opoeblazen ezel in de maag van een worm,
DAN DAT EEN HOND, IN DE STAD DER WIJSHEID, DEN VARKENSKLUIF VERGEET.
Rapido floot schel op twee vingers en het Tooverluchtschip met de tien Tooverleerlingen rees uit den grond op. Nog éénmaal streelde hij de kinderen over de haren en liet hij zich door Manus een poot geven.
Daarna deelde hij snel sigaretten uit, aan zijn leerlingen.
Een schot knalde.
— Vaarwel, lieve kinderen! klonk Rapido’s stem.
— Vaarwel, lieve Rapido! antwoordden de kinderen hem.
Het Tooverluchtschip rees door den koepel, zette koers naar het Zuiden en vloog door een der honderd bogen van de poort.
Een Rapidograaf speelde een afscheidsmarsch.
Nu ging het Tooverschip zoo snel voort, dat de kinderen hun bezinning verloren. Ze droomden, en die droom scheen wel een jaar te duren. Toch was het hun of ze reeds na een minuut weer de oogen openden.
127