te toonen. Manus kreeg een uil tot gezelschap en leerde haar onderweg zooveel dwaasheden, dat de vogel af en toe op zijn kop stond van het lachen.
Het eerste wat de kinderen zagen, was een zweefstad in aanbouw. De architect lag in een luien stoel te denken en keek daarbij naar een draaiende Rapidograaf. Deze teekende met schitterende vonken het ontwerp in de lucht. En van daar uit schoten stralen naar de arbeiders, die, handen in de zakken, heen en weer wandelden of in een hangmat een sigaret lagen te rooken.
Zij behoefden niets te doen dan te kijken naar de plaats, waar zij moesten werken. Doordat de stralen der luchtteekening in hun hersenen energie verwekten, behoefden ze slechts aan hun werk te denken en het vorderde gestadig. Ziender-oogen schoten blanke muren, spitse torens en achtzijdige koepels de hoogte in.
— San, fluisterde Don zijn makker in, als we dat kunstje kunnen afleeren, maken we in tijd van een jaar van Amsterdam de mooiste stad van Europa.
— Zoo, zei San nuchter, Maar je weet dat in Amsterdam moet geheid worden. Begin dé&r maar eens mee, voor een luchtstad. De straten zouden vol palen staan en nü is er al zoo’n druk verkeer.
Het Oog van Rapidolië.— Wat is de voornaamste ontspanning in de Stad der Wijsheid? vroeg Don zijn geleider.
— Lezen, antwoordde ze. Oaat maar mee.
En hij voerde de kinderen naar een heuvel, waar honderden menschen op hun rug lagen. Ze keken omhoog.
Boven hun hoofden schreven een tiental Rapidografen even zooveel boeken in de lucht. De vonken schreven regels onder elkaar, welke niet langer dan een minuut bleven staan en dan weer door andere werden vervangen. Daarna bracht hun geleider hen naar een Rapidografisch auteur.
Deze zat in een klein paviljoen op een tuinstoeltje. Zijn rechterhand ondersteunde zijn hoofd en zijn linker een pijp van anderhalve meter lang.
De rook van zijn pijp vormde zich snel tot letters en woorden en die zetten zich naast elkaar tot zinnen.
De kinderen trachtten dat letterkundig werk te lezen, maar daarvoor vervloog het te snel. De opnemer van een Rapidograaf zoog de woorden tot zich en in het loestel werd het werk geconserveerd om het later te verfilmen.
— Worden die boeken niet gedrukt? vroeg Gerda.
— Waarom zouden zij? antwoordde hun geleider. Als de Rapidograaf ze in de lucht schrijft, kunnen honderden ze tegelijk lezen.
— Maar dan heeft de auteur toch geen voordeel van zijn werk, zei San. Boeken, zou hij kunnen verkoopen.
125