— Eet nu maar een stukje pudding.
En nu voelden ze een lepel van morgenrood in hun hand en voor hen zweefde een pudding in de lucht, die als het ware er om smeekte, opgepeuzeld te worden.
In de Stad der Wysheid.Op de hoogte van Manus’ kop zweefde een varkenskluif, zooals ze gewoonlijk maar zelden aan honden worden voorgezet. En telkens als hij een oogenblik verpoosde en peinzend den kop ophief, liep er een straal frisch water regelrecht in zijn bek.
Nu en dan knipoogde hij tegen den Qrijsaard en die gaf het teeken terug. Ze schenen elkaar te verstaan.
— En nu moeten we weer scheiden, kinderen, zei de Grijsaard. Hij stak een pijp in den mond en knipte met de vingers er boven. Een dikke rookwolk
steeg op en---
Paleis en grijsaard waren verdwenen. De kinderen zaten in een wagen, vervaardigd van de twee regenbogen, op de zachte divankussens. En rondom den wagen stonden de tien tooverleerlingen, trappelend van ongeduld. Hun sigaretten dampten dat het een lust was.
— Die Grijsaard was Rapido! riep Gerda verrast.
— Heb je dat nou pas in het schotje, bromde Manus. Als ik er niet bij was, wat zouden jullie ddn een massa domme streken uithalen.
— Vooruit! riep Don.
De tooverleerlingen hieven gelijktijdig het rechterbeen op en draafden met den wagen naar boven. Zoo’n heerlijk ritje hadden de kinderen in lang niet gehad. Van louter zaligheid deden ze de oogen dicht, maar werden spoedig wakker geblaft door Manus.
De wagen stond stil, op het plateau, voor een poort met honderd bogen. Er hingen guirlandes van zonnestralen, die zes woorden vormden:
Welkom in de Stad der Wijsheid
las Elly hardop.
122